dinsdag 15 september 2009

Een eigen paard


Het is de droom van bijna iedere ruiter om een eigen paard te hebben maar voor veel blijft het een droom, waarom hebben zo weinig ruiters een eigen paard?
- Het kost geld (veel geld)
- Het dier verzorgen en berijden kost veel tijd
Deze twee redenen zijn het belangrijkst. maar het is ook zo dat als je een eigen paard hebt die op eigen land staat veel goedkoper zal zijn dan dat je hem bij een pensionstal zet of bij een manege.
Voordelen van een eigen paard op een eigen stuk land:
- Het kost minder geld
- Je hoeft er niet telkens naar toe met de auto of de fiets
nadelen:
- Je moet zelf veel meer doen om het dier te kunnen onderhouden, zoals stal uitmesten, dier in de wei zetten, er weer uithalen, eten geven en enzovoort.
Voordelen van een eigen paard gestald bij een manege of pensionstal.
- De lessen zijn bij de meeste maneges goedkoper als je een eigen paard hebt
- Je hoeft de stal meestal niet zelf uit te mesten, je hoeft het dier niet zelf te voeren ezovoort.
Nadelen:
- Het kost veel meer geld, dan moet je ongeveer denken aan ongeveer €300 per maand
- Je moet er telkens naar toe met de auto of op de fiets.
maar de aanschaf is nog niet zo heel duur maar om het te onderhouden maakt het het duur.

woensdag 12 augustus 2009

Shire


Het grootste paardenras ter wereld. behorend tot de groep van koudbloedigen. Imposante en markante verschijningen met een stokmaat vanaf 1.80 m.. opdit moment nog min of meer een bezienswaardigheid al wordt wel geprobeerd o dit ras ook in Nederland voet aan grond te krijgen.

Tinker



De Tinker is een gevoelig paardje, rustig in de hand.
Deze kwaliteiten, gecombineerd met zijn grote lichaamskracht en terreinzekerheid, maken hem een ideale trekpony, ofschoon zijn kracht meer bij een volwassene past dan bij een kind.
Hij houdt van werken al zijn er natuurlijk altijd Tinkers bij die "liever lui dan moe" zijn.

De Tinker is vaak tweekleurig: zwartbont, vosbont, schimmelbont, blauwbont of bruinbont, ook bestaan er driekleurige Tinkers.
Die verschillen in het bruinbont doordat ze zwarte manen hebben en er zijn er die op de huid al drie kleuren hebben.
Het zwarte deel zit vaak in de overgang van wit naar bruin op de voorbenen en achterbenen. Deze laatste komen in Nederland, naar verhouding niet veel voor, omdat de driekleurige de geluksbrengers zijn.
Hebben de Tinkers ook nog een witte pluk in een zwarte staart of zwarte pluk in een witte staart dan zijn het, volgens de zigeuners, de echte gelukbrengers.
Ook Tinkers met één wit oor kan bij het rijtjes worden geplaatst.

Hij heeft een diep en goed gesloten lichaam. De schouders zijn sterk en lijken gemaakt voor het tuig en dragen bij aan een verhoogde knieactie, door de sterke achterhand leveren de spronggewrichten een enorme kracht.
De benen zijn kort en sterk met zijdeachtig behang, hij munt uit door de hardheid van zijn hoeven.
Vaak zijn bij recreatief gebruik onder het zadel hoefijzers niet eens noodzakelijk.

zondag 14 juni 2009

Algemeen

Het paard behoort tot de onevenhoevigen (perissodactyla) en heeft per been slechts één teen. Van oorsprong heeft een paard vijf tenen waarbij de hoef feitelijk de vergrote nagel van de middelvinger is. Andere overblijfselen van de tenen zijn de griffelbeentjes (ring- en wijsvinger), de zwilvrat (duim) en het spoortje (pink).

Paarden zijn planteneters (herbivoren), maar geen herkauwers. De voortanden gebruiken ze om gras en dergelijke mee af te rukken, waarna dit door de kiezen vermalen kan worden. Zowel hun gehoor als hun reukvermogen zijn bijzonder goed ontwikkeld. De manen, het lange haar op de bovenzijde van de hals, zijn vermoedelijk ontstaan als bescherming tegen roofdieren zoals katachtigen, die het paard op de rug springen en in de nek bijten. Door dan de aanvaller met bokkende bewegingen van zich af te schudden, verliest het paard enkel wat van zijn manen. De staart wordt gebruikt om insecten te verjagen.

Paarden hebben in het totaal 20 of 18 tanden.Een hengst (mannelijk paard) heeft 2 extra tanden tussen de snijtanden en voorkiezen: de haaktanden. In de boven- en onderkaak hebben een hengst en een merrie : 6 snijtanden, (2) hoektanden, 6 voorkiezen en 6 kiezen. Tussen de snijtanden (voortanden) en de kiezen zitten de tandeloze kaakranden (diasteem), ook wel De Lagen genoemd. Hier ligt het bit op tijdens het rijden.

De grootte (hoogte) van een paard wordt traditioneel gemeten bij de schoft. Bij een schofthoogte tot 1,47m spreekt men van een pony, bij een schofthoogte van 1,47m tot 1,57m spreekt men van een klein paard (ook wel E-pony, of 'damespaard' genoemd) en bij een schofthoogte van 1,57m en hoger spreekt men van een paard.

De schofthoogte van volwassen paarden varieert sterk: de Falabella (een miniatuurpaard) is slechts zo'n 60 cm hoog, terwijl andere rassen bijna twee meter kunnen halen. Het grootste paardenras is de Shire. Een 19e eeuwse Shire ruin genaamd Sampson houdt het record grootste paard ter wereld met in 1850 een schofthoogte van ruim 219 cm (en een gewicht van 1524 kilo, eveneens een wereldrecord). Dit ras wordt voornamelijk als werkpaard gebruikt. De vacht kan zowel effen gekleurd als bont zijn. Veel voorkomende kleuren zijn bruin (met zwarte manen en staart), zwart, voskleurig (bruin-rood), geel en "vaal" (geel-grijs, soms neigend naar bruin of blauw). Het paard is een kuddedier en kan zo'n dertig jaar oud worden.

Paarden leven in kuddeverband. Hun belangrijkste verweer tegen roofdieren is vluchten. Ze werken samen om roofdieren zo snel mogelijk te kunnen ontvluchten. Paarden communiceren met lichaamstaal, in stilte. Hinniken doen wilde paarden alleen in uiterste noodsituaties. De 'familiekudde' wordt geleid door een oudere, ervaren merrie. De kudde telt ongeveer 12 volwassen merries met haar veulens en een paar dekhengsten. Het merendeel van de puberende hengstveulens komt in de zogenaamde hengstenkuddes terecht.

De draagtijd is 11 a 12 maanden, maar ook 13 maanden komt voor. De draagtijd is langer als het paard in het voorjaar moet bevallen, maar ook bij paarden die voor het eerste een veulen krijgen of bij paarden die veel weidegang krijgen. Waarom de draagtijd zoveel varieert is nog niet duidelijk. Wel is duidelijk dat het veulen er geen nadeel van ondervindt. Het veulen probeert al direct na de geboorte te gaan staan en kan zich na een paar uur al redelijk op de been houden. Dit heeft te maken met het feit dat het paard oorspronkelijk op de open vlakte leefde, waar de kudde snel moest kunnen vluchten. Het is belangrijk dat het veulen binnen enkele uren kan drinken bij zijn moeder.

Paardengangen
Draf
Galop
Rengalop
Tölt

Paarden hebben verschillende manieren om zich voort te bewegen ('gangen').

Gebruikelijke gangen: stap, draf, galop en rengalop

* Stap noemt men wel een 'viertakt' gang. Men hoort vier hoefslagen. Er is afwisseling van 'diagonale ondersteuning' en 'laterale' ondersteuning, met daartussen telkens periodes dat het paard op drie benen staat. Paard tilt bijvoorbeeld eerst links voor op en staat op drie benen. Dan verlaat rechtsachter de bodem (paard staat op diagonaal: linksachter rechtsvoor). Linksvoor landt weer (paard op drie benen, alleen rechtsachter is in de lucht). Paard brengt rechtsachter naar voor en vlak voor het neerkomen van rechtsachter verlaat rechtsvoor de bodem, heel even staat het paard op de lateraal van de beide linkerbenen. Daarna (rechtsachter is geland) gaat het rechtervoorbeen naar voor terwijl het paard even op drie benen staat. Vervolgens tilt het paard linksachter op (staat op diagonaal: rechtsachter linksvoor).
* Draf is een diagonale gang. Links-voor en rechts-achter, rechts-voor en links-achter worden tegelijk opgetild en neergezet. Men hoort 'twee hoefslagen'. Het moment tussen de overgang van het ene paar diagonalen naar het andere paar diagonalen heet het 'zweefmoment': alle voeten hebben de bodem verlaten.
* galop is een drietaktgang: men kan tellen: een, twee, drie, pauze. In de rechtergalop zet het paard eerst linksachter neer, vervolgens rechtsachter en linksvoor tegelijk en eindigt met rechtsvoor neerzetten, terwijl ondertussen linksachter de bodem al weer verlaten heeft. Vervolgens tilt het paard ook de diagonaal 'rechtsachter linksvoor' op en heeft alleen rechtsvoor nog contact met de bodem. Daarna volgt het 'zweefmoment', alle hoeven hebben de bodem verlaten. In de linkergalop begint het paard met rechtsachter, vervolgens linksachter en rechtsvoor en eindigt met linksvoor. Drie handelingen, vandaar drietel plus pauze.
* rengalop is een viertaktgang. De gang is bijna hetzelfde als de gewone galop, alleen tilt het paard ieder been afzonderlijk op. Dat zijn dus vier handelingen.

Weinig voorkomende gangen: Telgang en Tölt

De paarden die deze gangen beheersen worden 'gangenpaarden' genoemd.

* Telgang is een manier van bewegen waarbij de voorwaartse verplaatsing van het voor- en achterbeen aan één lichaamszijde tegelijkertijd wordt afgewikkeld, zoals bijv. kamelen ook doen. O.a. IJslandse en Mongoolse paarden beheersen de telgang.
* Ren-telgang is een vorm van telgang die o.a. in snelheidsonderdelen op wedstrijden voor IJslandse paarden gereden wordt, waarbij hoge snelheden worden behaald.
* Pace is gelijk aan de telgang, maar de stappen zijn erg ruim, waarbij de achterbenen ver onder het lichaam worden geplaatst en het hoofd een duidelijke knik maakt. Er is een flat pace en een running pace.
* Tölt zit tussen de telgang en draf in en is een 'viertakt' gang. Alle hoeven worden met een gelijk interval opgetild en neergezet. Er is geen zweefmoment, de ruiter wordt nauwelijks uit het zadel opgegooid. De gang 'zit' daardoor zeer comfortabel. O.a. IJslandse paarden, Aegidiënbergers en verschillende Zuid-Amerikaanse paardenrassen beheersen deze of een soortgelijke gang, die per ras onder een andere naam bekend kan staan.
* Bij westernrijden vraagt men de Jog. Het is een rustige, langzame draf waarbij het paard met zijn hals en hoofd losheid en ontspanning vertoont. Er zijn nog twee paardenrassen die deze gang beheersen: De draver en de Tennessee walking horse.

Gebruik door de mens

Het paard is door de eeuwen heen voor de mens voor allerlei doeleinden zeer waardevol gebleken. Tienduizenden jaren geleden was het paard voor de mens een belangrijke voedselbron. Er bestaan nog rotstekeningen uit die tijd waarin paarden worden afgebeeld. Vermoedelijk kreeg de mens pas in de Jongere Steentijd, die rond 6000 v.Chr. begon, de middelen om grotere dieren te domesticeren. Er wordt wel gedacht dat de Mongolen, die al eerder het rendier hadden onderworpen, er voor het eerst in slaagden het paard te domesticeren. Chinees aardewerk uit circa 3500 v.Chr. ondersteunt deze theorie. Het vermoeden bestaat dat dit ook voor het paard zelf voordelen had, aangezien na de laatste ijstijd de grote open vlakten in voor paarden ongeschikte dichte bossen veranderden.
Een dubbelspan trekpaarden gebruikt in de bosbouw in het Zevengebergte

Een andere theorie gaat ervan uit dat de domesticatie van het paard voor het eerst heeft plaats gevonden in de Zuid-Russische steppe, door mensen van de Sredny Stog-cultuur (omstreeks 4000 v.Chr.). Er bestaan goede redenen om aan te nemen dat de Sredny-Stogmensen voorouders waren van de oer-Indo-Europeanen.

In het wild lopen paarden op onbeslagen hoeven. In het verleden werden hoefijzers als noodzakelijk beschouwd wanneer paarden zware lasten moeten dragen en wanneer zij veel over verharde wegen moeten lopen. Recente ontdekkingen en nieuwe inzichten van onder andere de hoefsmid Jaime Jackson en Pete Ramey en de Duitse veearts Dr. Strasser laten zien dat hoefijzers niet alleen onnodig zijn, maar ook nog eens schadelijk voor de paardenhoef.


Militair gebruik

Het gebruik van het paard voor militaire doeleinden gaat terug tot ongeveer 5000 v.Chr., toen Mongoolse boogschutters op pony's begonnen te rijden. Rond 1200 v.Chr. begon het idee van een cavalerie ook post te vatten in meer westelijke gebieden zoals Egypte en Perzië. Bewaard gebleven zijn de invloedrijke geschriften van paardenkenner Xenophon, een legerofficier uit de Griekse stadstaat Sparta. Rond de 11e eeuw begon men vooral in het westen ook grotere paarden te gebruiken.

In de 15e eeuw werd het paard door de Spaanse veroveraars weer ingevoerd op het Amerikaanse continent, waar het al veel eerder was uitgestorven, en daar later ook veel door de Indianen gebruikt.

Napoleon weigerde om op een paard te rijden dat niet wit was. Zijn lievelingspaard was Marengo, een witte Arabier. Marengo is maar liefst 38 jaar geworden. Hij heeft vallen, schotwonden,… allemaal overleefd. En heeft de laatste jaren van zijn leven doorgebracht in gevangenschap van de overwinnaars van Napoleon.

In de huidige ruitersport zijn veel militaire overblijfselen aanwezig. Zo stijgt men meestal links op. De meeste mensen zijn nu eenmaal rechtshandig - en dragen hun zwaard dus links. Wie links een zwaard draagt, kan niet rechts opstijgen, alleen maar links. De beroemde Spaanse rijschool in Wenen was van origine een militaire academie, waar ruiters en paarden werden opgeleid. En luitenant Caprilli, die de verlichte zit 'uitvond', was op zoek naar een betere manier om in het terrein te kunnen vechten.

In de Tweede Wereldoorlog zetten de Russen nog cavalerie in tegen de Duitsers. Ook in het Duitse leger werden nog paarden gebruikt, voor transport. Tegenwoordig heeft het paard militair gezien vooral een ceremoniële functie. Wel is het paard nog in gebruik bij de bereden politie.

In de Trojaanse oorlog werd het houten Paard van Troje gebruikt om een leger onzichtbaar de stad Troje binnen te smokkelen.

Gebruik in vredestijd
Brugge: Paarden en koetsen tijdens een rustpauze (2005)

Voordat landbouwmachines als de tractor hun intrede deden, werden paarden veel gebruikt in de landbouw, hoewel boeren vaak de voorkeur gaven aan ossen, waarvan het onderhoud goedkoper was. Urgente berichten en de gewone post werden vroeger veelal per paard vervoerd, bijvoorbeeld door de Amerikaanse Pony Express. Het drijven van vee (in Noord-Amerika door zogeheten cowboys, en in Zuid-Amerika door gaucho's) wordt ook nu nog wel per paard gedaan. Paarden worden tegenwoordig nog steeds ingezet voor het verslepen van stammen in de bosbouw, omdat paarden de bodem minder beschadigen dan zware machines.

In steden zoals Amsterdam, Antwerpen, Brugge, Oostende, Rome en Wenen kunnen de toeristen per koets door de stad worden rondgereden.

Het paard in de geneeskunde

In het verleden werd het vet van paardenmanen gebruikt bij brandwonden en als reumazalf. Bij verkoudheid werd paardenmest gekookt en opgedronken. Wie last had van zweren droeg eelt van een paard als amulet. Slangengif kan in lage doses aan paarden worden toegediend. Deze ontwikkelen antistoffen tegen het gif en zo kan hun serum worden gebruikt als tegengif bij de mens.

Patiënten met aplastische anemie kunnen worden behandeld met anti-thymocytenglobuline (ATG). ATG kan geïsoleerd zijn uit paarden- of konijnenserum.

Paarden wordt sinds enkele jaren ook in Europa gebruikt voor de productie van paardenmelk. Deze melk wordt geproduceerd op een paardenmelkerij. Aan paardenmelk worden verschillende positieve eigenschappen toegeschreven. Het product wordt bijvoorbeeld gebruikt door patiënten als middel bij huidaandoeningen zoals atopisch eczeem en psoriasis. Mensen met een koemelkallergie, kunnen vaak wel paardenmelk verdragen. In Mongolië en omliggende landen heeft het drinken van paardenmelk en paardenmelkproducten een lange traditie.

Hippotherapie is een vorm van paardrijden als therapie die wordt aangeboden door maneges die zijn aangesloten bij de Federatie Paardrijden Gehandicapten (FPG).

Sporten

Sporten waarin paarden gebruikt worden zijn onder meer

* Dressuur: Paarden moeten allerlei gymnastische oefeningen laten zien, waaruit de harmonie tussen ruiter en paard blijkt. Hierbij lijkt het alsof alles vanzelf gebeurt, de bewegingen zijn vlot en soepel. Maar in het echt moet de ruiter enorm veel moeite doen om het paard de juiste bewegingen te laten doen. Benen moeten juist liggen, houding correct, handen in de juiste positie en de zit moet mee bewegen.
* Carrousel: Een carrouselgroep bestaat uit 12 of 16 ruiters die samen verbluffende figuren uitvoeren, door op allerlei manieren door elkaar heen te gaan
* Endurance: Lange afstandsritten
* Eventing: Meerdaagse proef ontstaan uit het leger, daarom vroeger "military" genoemd. Ook wel Cross-Country genoemd.
* Gangenwedstrijden: Gangenpaarden (paarden die meer gangen hebben dan de drie basisgangen, stap draf en galop) worden soms op gangenwedstrijden uitgebracht. Ze moeten hier hun drie basisgangen en de andere gangen (tölt, telgang, walk) zo mooi mogelijk lopen. Voor elk ras bestaan eigen wedstrijden.
* Hogeschool dressuur: Acrobatiek voor paarden met oefeningen zoals capriool, levade, piaffe.
* Horseball: Een balsport die wordt gespeeld op de rug van paarden
* Mennen: Recreatief rijden met een koets heet 'mennen'. Er worden regelmatig shows van authentiek gerij gehouden, waarbij het erom gaat geheel 'in stijl' aangekleed een elegante combinatie van paard, tuig, koets, koetsier en inzittenden te presenteren.
* Mensport: De internationaal beoefende topsport met aangespannen paarden heet 'mensport'. Onderdelen zijn: dressuur, marathonrit met hindernissen en behendigheidswedstrijd.
* Paardenrennen: Draverijen, vlakkebaanraces en steeplechases.
* Polo: Teamsport waarbij twee partijen betrokken zijn. De ene ploeg moet proberen een balletje in het doel van de tegenpartij te slaan.
* Polocrosse: Een combinatie van polo en lacrosse. Het is een balsport met teams van zes personen, waarvan er steeds drie op het veld zijn. De bal moet via een stok met een netje eraan in het doel van de tegenpartij gespeeld worden.
* Ringsteken: Een sport waarbij het de bedoeling is om te paard met een lans door een opgehangen ring te steken.
* Springen: Wedstrijd met hindernissen waar de paarden moeten over springen (bijvoorbeeld in een concours hippique). Dit is de een tak in de paardensport die in zekere zin ingaat tegen de natuur van een paard; in de vrije wildbaan zal een paard altijd om een obstakel heen lopen in plaats van er over te springen.
* Tentpegging: Een ruitersport met een unieke combinatie daarvan vormt de beoefening van de vaardigheden met sabel, lans en revolver in het zadel.In vliegende galop werden met de lans houten tentharingen ('tentpegs') uit de grond gewipt en meegevoerd.
* Voltige: Turnen te paard; het paard stapt, draaft of galoppeert terwijl mensen atletische oefeningen doen op zijn rug. Iets dergelijks wordt als onderdeel van de show ook gedaan in het circus.
* Western rijden: Verschillende disciplines zoals; reining, trail, halter, showmanship, pleasure en hunter under saddle.

Paarden worden daarnaast soms gebruikt door jagers, bijvoorbeeld tijdens de vossenjacht in Groot-Brittannië. Ook zijn er hengstenshows, premiekeuringen voor de fokkerij en minder bekende sporten zoals rodeo en gymkhana. Buiten deze sporten rijden veel mensen paard puur voor het plezier op maneges of bijvoorbeeld op ruiterpaden in buitengebieden. Dit laatste wordt recreatief rijden genoemd.

Evolutie van het paard en rassen
schimmel, vos en bruinschimmel in galop

Vermoedelijk stammen alle paardachtigen af van het "Dageraadspaard" (Eohippus) een niet meer dan 50 cm hoog zoogdier dat zo'n 50 miljoen jaar geleden leefde. Via verschillende stadia, waarbij onder andere het aantal tenen afnam, het gebit zich wijzigde en het dier groter werd, ontwikkelde zich uiteindelijk Equus caballus.

De evolutie van het paard is begonnen in Noord-Amerika, van waaruit verschillende soorten paardachtigen in de afgelopen paar miljoen jaar naar Eurazië emigreerden.

Merkwaardig genoeg is het paard in Amerika kort na het einde van de laatste ijstijd uitgestorven (zie: megafauna en Cloviscultuur). Waarschijnlijk kwam dit doordat de eerste mensen enkele duizenden jaren eerder hun intrede in Amerika hadden gedaan. De paarden, niet gewend aan mensen, moesten het afleggen tegen de inmiddels goed ontwikkelde jachttechnieken van de Clovis-jagers. Het zou trouwens onlogisch zijn dat de wilde Amerikaanse paarden, na 22 IJstijden te hebben overleefd, er bij de 23e allemaal de brui aan zouden geven. De tamme en verwilderde paarden die thans in Amerika leven, stammen af van dieren die door de Spanjaarden vanaf ca. 1500 werden ingevoerd.
Paarden in het voorjaar

Door het fokken van paarden door de mens is hun evolutie daarna feitelijk in een stroomversnelling gekomen. Voor verschillende doeleinden zijn verschillende rassen gefokt. De Arabier wordt door velen als het mooiste ras beschouwd. De Lipizzaner wordt in de beroemde Spaanse Rijschool in Wenen gebruikt. Een bekend Nederlands ras is het Friese paard, dat sterk behaard en zwart of heel donkerbruin is. Het staat bekend om zijn lange beenbeharing (behang) en lange manen.

Een ander, niet zo bekend Nederlands ras, is het Groninger paard, dat grotendeels afstamt van de Oud Oldenburgers en Oost-Friese paardenrassen. Dit type paard was in de jaren zestig nog in gebruik in de landbouw, maar werd daarna verdrongen door de tractor. Uiteindelijk was er nog maar één hengst over, die van de slager werd weggekocht. Nu is het Groninger paard een zeldzaam huisdierras.

Onder de Belgische rassen vinden we het Belgisch trekpaard, een groot, struis trekpaard dat uitermate geschikt is voor zware arbeid. Dit paard werd vroeger door bijna elke Belgische boer gebruikt op het veld. Op de foto's staan paarden met gecoupeerde staarten. Dit zogenaamde blokstaarten is zowel in Nederland als in België inmiddels verboden.
Belgisch trekpaard met wintervacht

Moderne Belgische paarden zijn de Belgische Warmbloeden die zeer bekend en succesvol zijn in de paardensport, vooral het springen. Deze paarden worden in het Belgisch Warmbloed Paardenstamboek opgenomen en kunnen van allerlei rassen afstammen. Voornaamste criteria om opgenomen te worden in dit BWP-stamboek zijn de bouw (het 'exterieur'), het karakter en de sportmogelijkheden van het paard. In dit stamboek zijn enkele zeer bekende hengsten terug te vinden : Lugano van La Roche, Flügel van La Roche (eig. fam. Deuss - Ophoven) en Codex (eig. Jean Motmans - Wellen). Deze hengsten hebben zeer zeer veel succesvolle paarden voortgebracht. Zo behaalde de Belg François Mathy met "Gay Luron", een zoon van Flügel en gekweekt in Meeuwen-Gruitrode, op de Olympische Spelen van Montréal in 1976 een bronzen medaille, zowel in de jumping per ploeg als in de individuele jumping.

Wilde paarden
Przewalski's in de Kölner Zoo

De Russische officier, natuuronderzoeker en ontdekkingsreiziger Przewalski ontdekte in 1881 het naar hem genoemde paard. Het wilde Przewalskipaard is een bedreigde diersoort die niet getemd kan worden maar sinds ca. 1960 alleen in dierentuinen leefde. In 1990 werd het weer uitgezet in zijn oorspronkelijke leefgebied Mongolië. Het is een sober paard met een fors, soms ezelachtig hoofd en opstaande manen.

De tarpan, een Europees soort wild paard is helaas uitgestorven.

Verwilderde paarden stammen af van gedomesticeerde voorouders. Voorbeelden zijn de mustangs in de Amerikaanse staat Wyoming en de brumbies in Australië. In Europa komen (ver)wilde(rde) pony's voor in de Franse Camargue en in het Engelse New Forest. In de Hortobágy Puszta en op de Bugac Puszta, het Nationaal Park Kiskunság in Hongarije, treft men nog kuddes 'wilde paarden' aan. In Duitsland bevindt zich nabij Dülmen een natuurreservaat waar een kudde verwilderde pony's leeft (Dülmener). In Nederland worden hier en daar Konik-paarden ingezet voor de begrazing van natuurgebieden.

Vachtkleur
Een cremello beleeft zijn oude dag in een Belgische boomgaard. Aan de doorzichtige huid van de oren is te zien dat dit geen schimmel is.

De kleur van paarden wordt bepaald door hun vacht, maar bij lichtere kleuren mede door hun huid. Van beide is de kleur genetisch bepaald. Paardenrassen die dicht bij hun wilde voorouders staan vertonen vaak nog een zogenaamde aalstreep (vanaf de schoft over de rug naar de staart) en 'zebrastrepen' (aan de achterkant van de voorbenen). Przewalski's hebben ook wel voorop de voorbenen strepen.

De schimmel is een donkerhuidig paard met een dominant gen dat ervoor zorgt dat de haarkleur in de loop der tijd steeds lichter wordt.

De vos (paard) is roodbruin zonder zwarte aftekeningen. De manen en staart zijn een beetje lichter of donkerder dan de lichaamskleur. De vos kan witte aftekeningen hebben op voeten, benen en hoofd. Er zijn verschillende soorten vos, zoals leemvos, koffievos of koolvos. De verschillen worden bepaald door meer of minder aanleg voor roodgouden tinten. De leemvos heeft een lichte, leverkleurige vacht.

Een palomino is egaal goudkleurig met lichte manen en staart. Dit wordt veroorzaakt door een specifiek gen, maar omdat dit gen niet volledig domninant is, geldt dit kleurslag niet als een ras. Een kruising van twee palomino's levert voor de helft palomino's, en een kruising van een cremello met een vos levert gewoonlijk een palomino op. Ook paarden die door een andere gencombinatie toevallig de gouden kleur hebben, worden gewoonlijk als palomino beschouwd.

Een cremello heeft blauwe ogen en een lichte vacht waar de roze huid soms doorheen schijnt. Dit heeft niets te maken met een schimmel die immers een zwarte huid heeft. Sommige cremello's hebben last van de zon, maar zeker niet alle.

Albino's verschillen van cremello's door het nagenoeg ontbreken van pigment en de gewoonlijk slechte ogen. Alle albino's zijn overgevoelig voor zon.

Verzorging

Paardenvoer

Paarden eten vooral gras, kuilgras en hooi maar ook kuilmaïs, voederbieten, melasse een afvalproduct van de suikerindustrie, geplette gerst, zemelen, wortelen enz. Daarnaast is er allerhande paardenbrok, een in de fabriek samengesteld voeder, te verkrijgen, maar dit bevat eigenlijk teveel suiker en zetmeel voor paarden.
Een paard in het wild besteedt 60% van de dag aan eten en daarom is het zinvol om het paard onbeperkt van ruwvoer zoals hooi of gras te voorzien. Ook is het nodig om een liksteen speciaal voor paarden in de wei te plaatsen. Krachtvoer is dan onnodig en zelfs ongezond voor het darmstelsel van het paard. Energierijk krachtvoer voor paarden die veel arbeid moeten verrichten bevat vaak haver.
Oude paarden kunnen vaak geen hooi of gras meer eten doordat hun gebit te ver af gesleten is. Hierdoor vermageren ze sterk. Half 2005 is er een zogenaamde senioren slobber voor deze paarden op de markt gekomen. De droogvoerkorrels worden aangemaakt met water (3 tot 4 liter per kg voer), waarna het door het paard opgeslobberd kan worden.

Ziekten en kreupelheid

Een paard kan net als een mens door meerdere oorzaken ziek worden of pijn hebben. Bij pijn aan een been spreken we van kreupelheid. Kreupelheid wordt ook wel met meerdere namen aangeduid: het paard 'gaat niet rad', 'loopt niet vierkant', 'is niet regelmatig' etc. Kreupelheid kan het beste in draf worden geconstateerd. Ten eerste is het relatief makkelijk te horen in draf op harde bodem. Bij pijn aan een voorbeen 'knikt' het paard met hoofd en hals: het dier 'valt' op het gezonde been, in een poging het pijnlijke been zoveel mogelijk te ontlasten. Bij pijn aan een achterbeen houdt het dier het bekken scheef. Van achter is de pijnlijke helft van het bekken het laagste, omdat het dier zo weinig mogelijk op die voet steunt. Het hoort tot de mogelijkheden dat het dier aan twee voorbenen of twee achterbenen tegelijkertijd pijn heeft, dan is het oog van een deskundige hard nodig. Bij bijvoorbeeld hoefbevangenheid kan een dier aan alle vier benen pijn hebben.

OCD

Een vorm van kreupelheid die de laatste jaren relatief veel voor komt wordt OCD genoemd: osteochondrose dissecans (Latijn voor loslatend kraakbeen). OCD kan ontstaan bij een verstoring van de omvorming van kraakbeen naar bot. Op een bepaalde plaats wordt de laag kraakbeen steeds dikker. Door deze verdikking is de voeding vanuit het gewrichtssmeer niet meer goed mogelijk. De 'aanvoerroute' is te lang. Hierdoor neemt de kwaliteit van het kraakbeen in deze te dikke lagen af. Hierdoor ontstaat minder goed kraakbeen: kraakbeen met scheurtjes. Bij bijv. overbelasting, een beschadiging e.d laten er daadwerkelijk stukjes kraakbeen of bot los. Men noemt deze losse stukjes wel "gewrichtsmuizen" - die door het gewricht gaan zwerven, ingeklemd raken en nog meer beschadiging geven. Daarnaast is de plek waar de "muis" vandaan komt ruw in plaats van glad. Tevens komen uit de afbraakplek van de "muis" stoffen vrij die de productie van te veel en te dun gewrichtssmeer veroorzaken. Het gewricht dit is aangedaan (vaak de knie en de enkel/ het spronggewricht) wordt dik en de smering wordt minder waardoor er artrose kan ontstaan. Daar waar het kraakbeen verdwenen is kan nu gewrichtssmeer in het onderliggende bot dringen met botoplossing tot gevolg, op de röntgenfoto te zien als cysten in het bot.

Mestproductie

Bedrijfsmatig gehouden paarden vallen in de nieuwe meststoffenwet onder de diercategorie graasdieren. Voor alle dieren binnen deze categorie, die buiten grazen, zijn normen vastgesteld voor productie van stikstof en fosfaat in mest. De meeste mest wordt echter afgezet naar de champignonteelt.

Voor paarden zijn deze forfaitaire productienormen afhankelijk van het gewicht:
stikstof fosfaat
Pony’s van 6 maanden en ouder en een gewicht tot ca. 250 kg 17,4 kg 7,5 kg
Pony’s van 6 maanden en ouder en een gewicht van ca. 250 tot ca. 450 kg 29,7 kg 14,2 kg
Paarden van 6 maanden en ouder en een gewicht van ca. 250 kg tot ca. 450 kg 36,6 kg 17,5 kg
Paarden van 6 maanden en ouder en een gewicht zwaarder dan ca. 450 kg 47,6 kg 22,0 kg

Het paard in kunst en cultuur

Het paard heeft al vele kunstenaars geïnspireerd, al vanaf de oudheid. Zo zijn er grotschilderingen die afbeeldingen van het paard laten zien. Eerst werden ze afgebeeld met rechte benen en strakke houding. In de 16e eeuw kwamen de ronde vormen en ging men de bewegingen ontdekken. Van Leonardo da Vinci zijn er schetsen van allerlei paarden in de meest gekke posities te vinden in de kelder van zijn atelier. Later zijn ze op de schilderijen terug te vinden. Net als de blauwe paarden van Franz Marc.

Bekende paarden
Man O'War in 1920

* Amerigo, sinds 1990 de schimmel van Sinterklaas.
* Argus, Bonfire en Salinero van de Nederlandse amazone Anky van Grunsven.
* Het Ros Beiaard.
* Brego, paard van Aragorn in de trilogie In de Ban van de Ring en de afgeleide film The Lord of the Rings, genoemd naar koning Brego.
* Big Ben nam 3x deel aan de Olympische Spelen en heeft een standbeeld in Canada.
* Black, de Zwarte Hengst uit de boeken van Walter Farley.
* Black Beauty, het zwarte paard uit het boek van Anna Sewell, en uit verschillende film- en TV-producties
* Bonfire, zie Argus
* Bucephalus, het paard van Alexander de Grote
* Darco, beroemd Belgisch springpaard en dekhengst.
* Hidalgo uit de gelijknamige film uitgebracht in 1976 en de nieuwe film Hidalgo uit 2004.
* Huaso dit paard sprong op 5 februari 1949 de hoogste hindernis tot nu toe, 2.47m.
* Incitatus, het paard dat door de Romeinse keizer Caligula tot consul werd benoemd.
* Jago, het paard van Johan, de Rode Ridder, zowel in de boeken als in sommige albums uit de stripreeks.

Rocinante, detail van het Madrileense monument voor Cervantes.

* Jasper, tot en met 1989 de schimmel van Sinterklaas; zie ook Amerigo.
* Jolly Jumper, de schimmel uit de Lucky Luke-strips.
* Kluger Hans, het paard waarvan beweerd werd dat hij kon rekenen
* Kos met de Snor uit het Land van Ooit
* Man O' War, volgens sommigen het beroemdste volbloed renpaard aller tijden, bekend uit het gelijknamige boek.
* Marengo, het paard van Napoleon
* Meindert het Paard uit de Fabeltjeskrant.
* Mister Ed, het sprekende paard uit de gelijknamige televisieserie.
* Montender, bekend van de Olympische Spelen
* Phantom, het witte paard van Zorro wanneer hij niet in Los Angeles is.
* Paard van Troje, een houten paard dat symbool werd voor het naïef bewerkstelligen van de eigen ondergang.
* Phar Lap, één van de grootste racepaarden uit de historie.
* Pilgrim en RimRock, uit de film The Horse Whisperer.
* Pegasus, gevleugeld paard uit de Griekse mythologie
* Pie-O-My, Renpaard van Ralph Cifaretto uit de serie The Sopranos.
* Red Rum, het enige paard dat The Grand National drie keer won.
* Rocinante, het paard van Don Quichot uit de roman van Cervantes
* Salinero, zie Argus
* Schaduwvacht, in het Engels Shadowfax, uit de trilogie In de Ban van de Ring en de afgeleide film The Lord of the Rings.
* Seabiscuit, bekend renpaard uit de jaren '30 van de vorige eeuw, vereeuwigd in de gelijknamige film.
* Slecht-weer-vandaag, de schimmel uit de reeks dag Sinterklaas.

Sleipnir met Odin

* Sleipnir het achtbenige paard uit de Noordse mythologie.
* Snuitje,het paard van Henny Huisman.
* Something, sprong in 1975 het verste tot nu toe: 8.40m.
* Spirit uit de gelijknamige animatiefilm.
* Storm Cat, dit is de duurste dekhengst ooit: het kost 500.000 dollar om een merrie door hem te laten dekken.
* Tornado, het paard van Zorro.
* Trigger, het paard uit de The Roy Rogers Show van de zingende cowboy-acteur. Dit paard viel voor dood neer, als een schot klonk. Als Roy Rogers daarna floot, stond het paard weer op.
* Witje, de Knapstrupper van Pippi Langkous.
* Zingaro, het bekende paard van Bartabas, die zijn paardenshow aan hem wijdde.

Een beroemd Shakespeare-citaat is "A horse! A horse! My kingdom for a horse!" ("Een paard! Een paard! Mijn koninkrijk voor een paard!") uit het stuk Richard III, over Richard III van Engeland.

Western

Westernrijden is een Amerikaanse rijstijl van het paardrijden, maar alleen in de Pleasure klasse, (neckreining) op een paard met een westernzadel waaronder een deken of dek (de z.g. pad) zit. Het hoofdstel heeft (meestal) geen neusriem. Met losse = doorhangende, géén weggeworpen, teugels rijden is hierbij een einddoel. Meestal wordt gebruik gemaakt van zogenaamde split reins (niet gesloten), hoewel ook gesloten teugels voorkomen die eindigen in een stukje leer te gebruiken als zweep (romal met squirt).

Bij het eenhandige rijden wordt gebruik gemaakt van z.g bits with shanks (stang met scharen). Het paard en de ruiter moeten één team vormen. Ze moeten elkaar volledig vertrouwen. De ruiter mag niet bang zijn dat zijn paard zou kunnen schrikken van het vee of de hindernissen die het moet nemen. Het paard moet op de ruiter vertrouwen, deze moet hem vertrouwen geven en laten merken dat er niets aan de hand is. Er wordt western gereden met een grote verscheidenheid aan paarden. Hoewel elk paard hiervoor geschikt is worden op wedstrijdniveau voornamelijk paarden als Quarterhorse, Appaloosa en Paints gebruikt. Voor werken met vee is het belangrijk dat een paard "cow-sense" heeft. Dat betekent dat het paard het vee goed aanvoelt en er niet bang voor is.

Westernrijden vindt zijn oorsprong in het werk van de Amerikaanse cowboy. De western rijstijl wint aan belangstelling, zowel bij recreatieruiters als wedstrijdruiters. De discipline kan worden onderverdeeld in vier hoofdklassen: keuringen, dressuur, snelheidsspelen en werken met paard en vee (werkend element).

Halter

Hieronder valt de 'Halter', dit is een rastypische keuring net zoals bij andere paardenrassen c.q. dierenrassen gebruikelijk is. Het is wel een rastypsch geheel, dus paarden van verschillende rassen komen niet bij elkaar in.

Dressuur

Dressuur val onder te verdelen in 'Showmanship at Halter', 'Trail', 'Western Pleasure', 'Hunter under Saddle', 'Western Horsemanship', 'Western Riding', 'Reining' en 'Versatile Horse'.

Showmanship at Halter

Bij showmanship at halter wordt gekeken naar het vakmanschap van degene die die het paard showt en niet naar de rastypische kenmerken. Vandaar dat het ook onder de dressuur hoofdgroep valt.

Trail

De benaming trail slaat op het spoor dat normaal in de vrije natuur wordt gevolgd. In de arena worden de hindernissen nagebootst, zoals een hek openen en sluiten, over balken heen stappen, draven of galopperen, een brug overlopen, in een vierkantje een heel rondje om zijn eigen as draaien (een soort kleine spin, pirouette) en achterwaarts gaan volgens een bepaald patroon (vaak een L-figuur). Naast deze verplichte onderdelen kan de trail worden aangevuld met andere hindernissen, zoals een denkbeeldige sloot, het vervoeren van een object of diverse hindernissen waarbij het paard zich achterwaarts en zijwaarts moet bewegen.

Western Pleasure

De deelnemers stappen samen de arena in en moeten aan de wand (rail) blijven. Passeren is toegestaan, maar de ruiter mag geen cirkels rijden of de arena oversteken. De drie verschillende gangen - draf, stap en galop - worden op zowel de linker- als de rechterhand getoond. De gang die doorzittend wordt gereden (jog) is erg belangrijk. Het is een langzaam gereden draf die beslist niet sloffend op de voorhand mag worden gereden. De draf (trot) is pas de laatste jaren in zwang gekomen en wordt sindsdien op de wedstrijden gevraagd. Bij het commando 'reverse' maken de deelnemers een draai van 180 graden en veranderen zo van hand. Een te hoge of te lage snelheid, verkeerde gang op het gevraagde moment, verzet van het paard, te diepe of te hoge halshouding van het paard of 'break of gait' (uit de betreffende gang vallen), worden als overtreding aangemerkt. Het paard moet gereden worden zonder overmatige of storende correcties van de ruiter.

Dit hoeft niet aan losse teugel, maar dit geeft wel een indicatie voor de africhtingsgraad. De zwaarte van de proef ligt op het aangenaam te rijden zijn van het paard. en de gehoorzaamheid

Western Horsemanship

Western Horsemanship bestaat uit twee onderdelen. Het eerste gedeelte is individueel: de combinatie moet een bepaald pattern (proef) rijden, waarin doorgaans een draf, galop, backup, een draai om de achterhand en oefeningen zijn opgenomen (cirkels/wijken/e.d.). Bij het tweede gedeelte moeten alle ruiters een stukje Pleasure rijden (zie vorige beschrijving). Dit heet railwork. Dit railwork telt minder zwaar mee en is meer bedoelt als detailbeslissing voor de jury. Maar je kan tijdens het railwork zeker nog gediskwalificeerd worden. Bij de Western Horsemanship wordt met name gekeken naar de kwaliteiten van de ruiter en niet zozeer naar de kwaliteiten van het paard.

Bij het gehele onderdeel zijn alle deelnemers in de bak, bij de proef staan de in een rij op gesteld, de zogenaamde line-up

Western Riding

De deelnemers leggen een proef af op een voorgeschreven parcours, waarbij de vaardigheden van het paard beoordeeld worden. Hij kan allerlei oefeningen bevatten, zoals over een balk rijden galopchangementen om een serie pylonen. Paard en ruiter moeten ook hier weer de verschillende gangen demonstreren, zoals walk (stap), jog en lope (een langzame galop).

Reining
Zie Reining voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Reining is bedacht om het atletische vermogen van een “ranch” type paard te laten zien, in een gesloten ruimte van een show arena. Deelnemers moeten een van de 10 patronen (patterns) rijden, verdeeld over 8 onderdelen. Inclusief langzame kleine cirkels, grote snelle cirkels, vliegende gallopswissels, 360 graden draaien vanaf dezelfde plek (spins) en de veelal spannende en dynamische “slidingstops” die echt typerend zijn voor het reining paard. Ondanks de "ogende" ontspannen houding van zowel ruiter als paard en de losse teugels, die typerend zijn voor deze discipline, is reining een sport met een hoog competitie gehalte. Het vereist enorm veel concentratie van zowel ruiter als paard. Tevens is er een zeer hoge mate van competentie nodig om deze sport naar behoren te kunnen uitoefenen.

Reining is voor het eerst erkend als sport in 1949 door de Amerikaanse Quarter Horse Associatie [AQHA]. De grootste paarden organisatie die op dit moment meer dan 320.000 leden telt en meer dan 4 miljoen paarden geregistreerd heeft staan.

Reining is goedgekeurd door de FEI (The Fédération Equestre Internationale) in het jaar 2000, als een van haar erkende sporten. De FEI is een officieel orgaan van het IOC, het olympisch comité, dat de paardensport controleert op een diervriendelijke manier van omgaan met de sportpaarden. Ook helpt de FEI bij het ontwikkelen van de door haar erkende disciplines.

De deelnemende combinaties leggen de proef 1 voor 1 af. Bij Reining is het belangrijk dat het paard volledig ontspannen is en geen verzet toont, minimale aansturing is vereist (willingly guided). De ruiter moet voortdurend controle houden over zijn paard. Lange teugels zijn daarbij geen must, wel een extra moeilijkheidsgraad. Een paard moet vanaf zijn zesde jaar op één hand gereden worden (neck reining). Volgens de definitie van de American Quarter Horse Association moet een reining paard niet alleen geleid worden, maar ook iedere beweging door de ruiter zijn gecontroleerd.

"To rein a horse is not only to guide him, but also to control his every movement. The best reined horse should be willingly guided or controlled with little or no apparent resistance and dictaded to completely. Any movement on his own must be considered a lack of control. All devations from the exact written pattern must me considered a lack of/or temporary loss of control and therefore a fault that must be marked down according to the severity of the deviaton. After deducting all faults, set here within, against execution of the pattern and the horse overall performance, credit should be given for smoothness, finesse, attitude, quickness, and authority of performing various maneuvers, while using controlled speed which raises the difficulty level and makes him more exciting and pleasing to watch to an audience".

Na afloop stapt de combinatie naar de jury om het bit te laten inspecteren, tenzij dit van tevoren anders is aangegeven. Ook kan het jurylid dit na de proef besluiten niet te doen.

Een variant van de Reining is de Free Style Reining. Hierin wordt een vrije oefening op muziek uitgevoerd. In de oefening dienen dezelfde elementen naar voren te komen als een van de 10 reguliere patterns. De ruiter kan ervoor kiezen om verkleed op het paard te zitten en de oefening daarop aan te passen. De beweging en de gratie van een ballerina of de snelheid van een wegvluchtende boef. Je bedenkt het maar.

Snelheidsspelen

Bij de snelheidsspelen Barrel Racing en Pole Bending gaat het om de snelheid en de wendbaarheid van het paard. Het paard met de snelste tijd, en de minste strafpunten, wint de wedstrijd.

Barrel Racing

Drie in een driehoek opgestelde vaten markeren het parcours. De deelnemer mag zelf beslissen aan welke kant van het eerste vat hij wil beginnen. Hij kan kiezen uit twee patronen (linksom of rechtsom) Belangrijk is dat hij/zij een volledige cirkel om alle vaten rijdt, waarbij aanraking is toegestaan. Een omgevallen vat levert strafpunten op (5 strafseconden) . Als de ruiter zijn hoed verliest, betekent dat eveneens 5 strafseconden. Diskwalificatie volgt als een combinatie zich niet aan het parcours houdt (out of pattern). Barrel Racing is een wedstrijdonderdeel waarbij de snelheid en de wendbaarheid van het paard optimaal worden getest.

Pole Bending

Bij dit onderdeel slalommen paard en ruiter tussen zes palen op gelijke afstand van elkaar. De palen zijn ten minste 6 voet hoog en staan minstens 21 voet uit elkaar. Een vliegende start is toegestaan en er wordt 5 seconden straftijd aangerekend per paal die omver gaat. Diskwalificatie is het gevolg wanneer het patroon doorbroken wordt.

Werkend Element

Cutting, Working Cowhorse en Team Penning zijn onderdelen die behoren tot het werkend element.

Cutting

Bij de cutting moet de ruiter een koe kiezen uit de kudde die in de ring gebracht is. De combinatie moet de kudde oplettend benaderen zonder deze overmatig te verstoren. Als de ruiter heeft bepaald welke koe hij van de kudde wil afzonderen, moet de combinatie de koe zo dicht mogelijk naar het midden van de arena drijven. Twee andere ruiters houden de koe in het midden van de arena, terwijl weer twee andere ruiters zorgen dat de kudde bij elkaar aan de korte zijde van de arena blijft. Het is de taak van het paard om te voorkomen dat de koe terugkeert naar de kudde door ze op een lijn te houden.

Working Cowhorse

Bij dit onderdeel moet het paard laten zien dat het geschikt is om werkzaamheden op een ranch te verrichten. De beginselen van reining komen hier naar voren. Daarnaast moet het paard tonen dat het cow sense heeft. Het working cowhorse bestaat uit twee onderdelen: dry work (zonder vee) bestaande uit een reining proef en fence work, het werken met vee....

Team Penning

In de arena worden 30 koeien opgesteld met een nummer (0 tot 9). Er zijn dus drie nummers 0, drie nummers 1 etc. Drie ruiters betreden de arena bij het einde en bewegen richting startlijn. Wanneer het startsein wordt gegeven, wordt de ruiters een nummer gegeven, 3 bijvoorbeeld. De ruiters moeten vervolgens de drie koeien met nummer 3 isoleren en ze naar het andere eind van de arena brengen. Het team met de kortste tijd wint.

Voltige

Voltige is zoiets als turnen op een bewegend paard - dit in tegenstelling tot het paard voltige als turnonderdeel, waarbij op het turntoestel paard wordt geturnd. Het paard loopt voltes (rondjes) aan een lange lijn (longeerlijn) in stap, draf of in galop. Dit zijn de drie gangen van een paard. Een voltigeur is iemand die in een vloeiende beweging op het paard springt en turnoefeningen doet. Voltigeren kun je zowel individueel als met een team doen. Een team bestaat uit 4 of 6 voltigeurs, en ook duo's en solo's. Er mag maximaal met 3 man op 1 paard gevoltigeerd worden.

Het is bij voltige heel belangrijk dat de voltigeur zich aanpast aan het paard en niet andersom. De oefeningen moeten op een bepaalde manier uitgevoerd worden zodat het paard er geen last van heeft. Een goede techniek is daarbij onontbeerlijk. Er worden Wereld-, Europese- en nationale kampioenschappen voltige gehouden. Voltige is geen Olympische sport.

Tentpegging

Tentpegging is een vorm van bereden wapenvaardigheid. Bereden wapenvaardigheid als sport bestaat in Engeland sinds de negentiende eeuw en wordt daarbuiten momenteel hoegenaamd uitsluitend bedreven in de landen waar de Engelsen ooit de macht in handen hadden, waaronder Australië, India, Israël, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika.

De sport kent twee onderdelen: Mounted Skill-at-Arms en Tentpegging. Bij beide onderdelen verzamelt de ruiter punten door enige (vaste) doelen te raken en daarbij de juiste stijl in acht te nemen. Bij Mounted Skill-at-Arms moet de ruiter een parcours rijden en alle wapens gebruiken (sabel, lans en revolver), waarbij hij zijn paard ook over enkele hindernissen moet laten springen. Bij Tentpegging rijden één of meerdere ruiters parallel aan elkaar of achter elkaar over een rechte lijn waarbij ze met de sabel of de lans kleine, staande objecten in de grond moeten raken.

Het gebruik van het paard in het leger kent een lange historie. Het kan zelfs gesteld worden, dat de geschiedenis van de mensheid, die zo vaak door conflicten werd gemarkeerd, er zonder het paard volstrekt anders had uitgezien. Gelukkig voor de paarden worden ze door ons in de moderne oorlog niet meer gebruikt. Gebleven zijn evenwel de bereden traditie en de ruitersport. Een unieke combinatie daarvan vormt de beoefening van de vaardigheden met sabel, lans en revolver in het zadel.

Course de tête Van oudsher werden cavaleristen van alle legers te paard geoefend in de individuele vaardigheden met hun wapens. Engelsen noemden dat 'mounted skill at arms' en Fransen 'course de tête'. Sluitstuk van de individuele opleiding van de militaire ruiter was het te paard afleggen van een parcours, waarbij hindernissen moesten worden genomen, strozakken moesten worden doorstoken en op staken geplaatste meloenen (de 'têtes') moesten worden gekliefd of doorschoten, alles in galop.

British Empire Een onderdeel dat vooral populair was in het voormalige British Empire was Tentpegging. In vliegende galop werden met de lans houten tentharingen ('tentpegs') uit de grond gewipt en meegevoerd. Hiervan werden echte regiments-wedstrijden gemaakt en deze sportieve traditie heeft zich tot op de huidige dag gehandhaafd in Groot-Brittannië en haar voormalige koloniën. De British Tent Pegging Association organiseert daar wedstrijden in Tentpegging (steken met sabel en lans) en Mounted Skill-at-Arms (tevens houwen met sabel en schieten) die grote belangstelling genieten van ruiters uit de krijgsmacht, de politie en de burgerij.

Springen

Springen of Jumping is een discipline van de paardensport, waarbij men met een paard springt over hindernissen. Deze kunnen in verschillende hoogten, vormen en volgorde gezet worden. Dit heet een parcours. Elk parcours is verschillend. Er er wordt nooit eenzelfde parcours gebouwd. Degene die het paard berijdt noemt men een (spring)ruiter of amazone.


Geschiedenis

De allereerste springwedstrijd was in 1864 in Dublin en sinds 1912 is het springen een Olympische sport. Er werden hoogstens 15 hindernissen gesprongen van 1,50 meter hoog.

Met springen zit de ruiter in de "verlichte zit". Deze is uitgevonden door de Italiaan Frederico Caprilli (1868-1907). Hierbij buigt het bovenlichaam naar voren en steunen de knieën in het zadel.

Springconcours

Er worden verschillende springconcoursen georganiseerd. Een bekende is Jumping Amsterdam.

Er zijn twee "soorten" hindernissen: Breedtesprongen en hoogtesprongen.

Hoogtesprongen;

* Hek (open hindernis)
* Poort (gesloten hindernis)
* Steilsprong
* Muur

Breedtesprongen;

* Sloot
* Oxer
* Triple sprong ofwel triple bar of "bar de spa"

Tot slot kan er ook een combinatiesprong zijn opgenomen in het parcours; twee of 3 hindernissen achter elkaar met 1 of 2 galopsprongen ertussen. Als er twee hindernissen achter elkaar staan wordt dit een 'dubbel' genoemd, bij drie hindernissen achter elkaar een driesprong.

Er zijn verschillende klasses in het springen. Bij 10 of meer winstpunten mag je een klasse hoger, bij 30 moet je over.

Bij paarden:

* B = De B staat voor 'beginners', hierbij wordt gesprongen over hindernissen van 1,00 meter.
* L = De L staat voor 'licht', hindernissen van 1,10 meter.
* M = De M staat voor 'midden', hindernissen van 1,20 meter.
* Z = De Z staat voor 'zwaar', hindernissen van 1,30 meter.
* ZZ = De ZZ staat voor 'zeer zwaar', hindernissen van 1,35 meter.

Bij pony's:

* A-pony's: B = 50 cm L = 60 cm
* B-pony's: B = 60 cm, L = 70 cm
* C-pony's: B = 70 cm, L = 80 cm, M = 90 cm, Z = 100cm
* D-pony's: B = 80 cm, L = 90 cm, M = 100 cm, Z = 110cm, ZZ = 120cm
* E-pony's: B = 90 cm, L = 100cm, M = 110cm, Z = 120cm, ZZ = 130cm

Dan zijn er nog internationale klassen als Grand Prix. Dit is de topsport en de hindernissen hebben geen maximale hoogte.

Soorten parcoursen

Op een springpconcours kunnen meestal 2 parcoursen gereden worden, het eerste is een 'klassiek parcours', het tweede 'progressief'. Een klassiek parcours dient gereden te worden met zo min mogelijk strafpunten, zijn er meerdere combinatie's foutloos dan wordt er een barrage verreden. Als er meerdere combinatie's foutloos zijn in het klassiek parcours wordt er een barrage gehouden. De parcoursbouwer bepaalt over welke hindernissen gesprongen wordt en in welke volgorde, hij kan evt ook hindernissen verhogen of toevoegen of overslaan. In de klasse B worden de combinatie's beoordeeld door een jury op hun rijstijl, degene met de hoogste punten wint, er wordt dan dus geen barrage gereden. Een progressief parcours kan op verschillende manieren gereden worden;

* 'Direct op tijd'; De combinatie's moeten zo snel mogelijk een parcours springen, degene met de minste strafpunten en de snelste tijd wint. Daarbij is het aantal strafpunten doorslaggevend, iemand met veel strafpunten en een heel snelle tijd kan dus niet winnen van iemand die foutloos is maar een langzame tijd heeft.
* 'Jacht'; De combinatie's moeten zo snel mogelijk een parcours springen, voor iedere gemaakte fout krijgt de combinatie strafseconden. Een balk kost 4 strafseconden, een weigering straft zichzelf in de tijd en daar worden dus geen strafseconden voor gegeven. Degene met de snelste tijd wint, iemand met een fout maar een heel snelle tijd kan dus winnen van iemand die foutloos is maar een langzame tijd heeft.
* '2-fasen'; De combinatie's moeten een parcours springen wat is opgedeeld in 2 gedeelte's die allebei bestaan uit ongeveer 6 hindernissen: Het eerste moet foutloos gereden worden, lukt dat niet dan gaat de bel en moet de combinatie stoppen. Wordt het eerste gedeelte wel foutloos gereden dan gaat er een tijd lopen en dient het laatste gedeelte van het parcours zo snel mogelijk gereden te worden. Bij de uitslag wordt gekeken naar de tijd en het aantal strafpunten in het laatste deel. Degene met resp. de minste strafpunten en de snelste tijd wint.

Strafpunten

* Als er een element van de hindernis bij de sprong afvalt, kost dit vier strafpunten.
* Een weigering van het paard (oftewel het kruisen van de gereden lijn) kost vier strafpunten en de hindernis moet opnieuw genomen worden. Bij de tweede weigering krijgt de combinatie dubbele strafpunten, dus 8. Bij de derde (voor het B en L) of de tweede (M en hoger) weigering volgt uitsluiting en moet de combinatie het parcours verlaten.
* Eén of beide voeten in het water van de sloot geeft vier strafpunten.
* Verzet van het paard (steigeren, achteruit lopen of langer dan 2 sec stilstaan) wordt bestraft als een weigering.
* Valt het paard of de ruiter dan volgt uitsluiting.
* Bij tijdsoverschrijding van de (vooraf vastgestelde) toegestane tijd levert iedere seconde die men te laat is 1 strafpunt op.

Springpaard

Niet alle paarden zijn goede springpaarden. Er worden paarden speciaal voor de springsport gefokt, goed springende paarden worden met elkaar gekruist in de hoop een steeds beter springpaard te krijgen. Daarbij tellen niet alleen de 'techniek' het 'vermogen' en de 'voorzichtigheid' maar ook het karakter van het paard. Een paard moet makkelijk te rijden zijn en graag willen meewerken met zijn ruiter, daarbij moet hij ook plezier hebben in het springen.

* Techniek = De manier waarop het paard zijn lichaam gebruikt om zo makkelijk mogelijk over de hindernis te komen. Een paard met een goede techniek zal zijn rug bol maken boven de hindernis, zijn benen zo dicht mogelijk tegen zijn lichaam vouwen en op die manier dus niet extreem hoog hoeven springen om over de hindernis te komen.
* Vermogen = Het gemak waarmee het paard over de hindernis springt. Een paard met veel vermogen springt heel makkelijk en lijkt met gemak veel hoger te kunnen springen, een paard met weinig vermogen moet al veel moeite doen om over een lage hindernis te komen.
* Voorzichtigheid = Een voorzichtig paard let op dat hij de hindernis niet raakt, voorzichtige paarden zullen dus weinig strafpunten krijgen in een parcours omdat ze goed opletten dat ze hun benen niet stoten.

Wanneer is een paard een goed springpaard?

Niet ieder paard is een springpaard. Als een paard goed en makkelijk springt, is het een springpaard. Dit is te testen door een hindernis tegen een wand te zetten in een gesloten ruimte. Drijf het paard dan naar de hindernis. Springt het paard makkelijk en met een goede techniek, dan is het een goed springpaard. Als je onervaren bent met paarden kun je het beste een kenner meenemen, die kan meestal wel zien wanneer een paard een goed springpaard is.

Polo

Polo is een balspel dat gespeeld wordt door twee teams van vier spelers te paard op een veld van 300x200 meter. De ruiter is uitgerust met een stick van bamboe (mallet) met aan het eind een sigaarachtig dwarshout, zodat hij de bal op de grond kan spelen zonder af te stijgen. Het spel vereist uitstekend ruiterschap en balgevoel en vindt zijn oorsprong in Perzië.

De naam Polo is een verbastering van het woord "Pulu" dat Tibetaans is voor wortel. Hiervan werden de eerste poloballen gemaakt.

De oude Perzen (Achaemeniden) speelden al in de 5e eeuw v.Chr. het polospel. Ook is er een vermelding dat de koning van Manipur een polospel organiseerde ter gelegenheid van zijn kroning in het jaar 33.

De Engelse militairen ontdekten de polosport omstreeks 1860 in India en het bleek een goede manier te zijn om de paarden te trainen voor de oorlog. In 1863 werd door de Engelsen de Calcutta Polo Club opgericht in India. In 1869 werd de eerste polowedstrijd gespeeld in Engeland. In 1872 was de eerste poloclub in Engeland een feit. In 1875 deed polo zijn intrede in Argentinië en in 1876 in Amerika.

Polo was een Olympische sport in 1900, 1908, 1920, 1924 en 1936.

In 1988 werd in Nederland de eerste polowedstrijd op de Lage Vuursche gespeeld. In 1993 werd Polo Club Wassenaar opgericht. Met 31 leden is deze polo club momenteel de grootste polo club van Nederland. Daarna volgen Polo Club Vreeland nabij Hilversum, Polo Club Deuverden nabij Putten en de Dutch Polo & Country Club in Houten. Nederland kent momenteel ongeveer 70 Nederlandse polospelers waarvan 25% vrouwelijk is. Naast de polotoernooien op de poloclubs worden er toernooien gespeeld in Domburg, Tilburg en Amsterdam.

Het Nederlandse nationale poloteam won zilver bij het Europees kampioenschap 2002 in Rome en brons bij het Europees kampioenschap 2005 in Nederland.

Wereldwijd zijn er ongeveer 30.000 polospelers actief. Pololand bij uitstek is Argentinië. In Europa zijn Engeland en Spanje de landen waar het meest gespeeld wordt.

Rensport

Onder Rensport worden snelheidswedstrijden met paarden verstaan. Deze wedstrijden worden al van oudsher gehouden, van de Romeinse paardenraces in de renbanen in Rome en het Romeinse Rijk tot snelheidswedstrijden tussen verschillende Arabische stammen. Het fenomeen rensport is niet alleen voorbehouden aan de Engelse Volbloeds. Over de hele wereld wordt met verschillende rassen gerend. Zo zijn er rennen voor Arabieren, Akhal-Teke-paarden, Quarter horses en Trakehners. Het snelste ras is echter de Volbloed, alleen op de kwart mijl (400 meter) zijn de Quarter Horses sneller. Echter, dit ras is voor een groot deel gebaseerd op de Volbloed en de Quarters waarmee tegenwoordig gerend wordt, voeren vaak 50% of meer Volbloed. Over langere afstanden moeten ook Quarters het afleggen tegen de Volbloed, niet zo heel vreemd, per slot van rekening is dit ras het enige dat puur voor de rensport is ontwikkeld en doorgefokt.

Geschiedenis

In Engeland is de sport voor het eerst geprofessionaliseerd en Koning James I heeft een grote rol gespeeld bij de definitieve ontwikkeling van het moderne renpaard. Sinds de 17e eeuw is het stamboek van de Engelse Volbloed gesloten en worden alleen de snelste en moedigste paarden met het meeste uithoudingsvermogen met elkaar gekruist. Uit die periode stammen ook de belangrijkste Engelse klassieke rennen, zoals de Grand National, Epsom Derby, 2000 Guineas. In een later stadium is de Volbloed in Amerika als renpaard belangrijk geworden. Echter, door de diverse keren dat gokken verboden is geweest in de 20e eeuw, leek het ras daar een tijdje in de verdrukking. Tegenwoordig is de rensport op een dergelijk hoog niveau en van zo 'n groot economisch belang dat de Volbloed niet meer weg te denken is uit de Amerikaanse samenleving. Er zijn diverse belangrijke rennen voor veelbelovende tweejarigen en natuurlijk de klassieke rennen voor driejarige toppers, zoals de Kentucky Derby, Preakness Stakes en de Belmont Stakes die te samen de grootste eer die een driejarige Volbloed kan behalen vormen: de Triple Crown.

In Europa kent Frankrijk een rijke traditie in Volbloedfokkerij en ook de Franse klassiekers staan over de hele wereld in hoog aanzien. Belangrijkste ren is de Prix de l' Arc de Triomphe. Het laatste decennium is de Arabische wereld in opkomst. Een aantal sheiks is zeer invloedrijk in de renwereld, zij winnen over de hele wereld races en hebben een keur aan dekhengsten en goede merries op hun 'studfarms'. Belangrijkste naam is de Godolphin Stud. Ook in de Arabische wereld wordt hard aan de weg getimmerd met belangrijke races, zoals de Dubai World Cup in de Verenigde Arabische Emiraten, de rijkstgedoteerde ren van dit moment. Deze staat alleen open voor internationale toppers.

In Nederland vinden rennen enkel plaats op renbaan Duindigt, waar races gehouden worden met Engelse volbloeden en Arabische Volbloeden.

Rennen

Rennen zijn grofweg op te delen in twee verschillende types: de vlakkebaanrennen en de hindernisrennen.

Vlakkebaanrennen

Als eerste de Handicap-race, hierin wordt door de baanhandicapper aan paarden gewicht toebedeeld. Het beste paard volgens de handicapper krijgt het meeste gewicht. Paarden die met veel gewicht, over verschillende afstanden en op verschillende typen baan in verschillende weersomstandigheden toch hun rennen bleven winnen, gelden als toppers. Paarden die in dit soort races goede prestaties afleveren worden vaak 'Handicap Horse' genoemd.

Daarnaast bestaan Stakes-races, waarvoor startgeld moet worden betaald. Vaak moeten voor deze races ook inschrijfgelden, geld om verkiesbaar te blijven voor de ren en dergelijke betaald worden. Al met al een flinke investering voor de eigenaar. Het prijzengeld is er dan ook naar. Hiervan afgeleid heb je de term 'Stakes Horse', een paard dat vooral in Stakes-rennen meeloopt. Onder Stakes vallen ook veel klassieke rennen, zoals Derby's en Futurities (voor tweejarigen).

Claiming Races is het volgende fenomeen. Hierin lopen paarden die tijdens de ren van eigenaar wisselen. De paarden in deze rennen moeten allemaal te koop worden aangeboden. Wanneer een nieuwe eigenaar zich heeft gemeld, is het paard van hem op het moment dat de paarden uit de startbox vertrekken. Prijzengeld van die race is wel voor de vorige eigenaar.

Als laatste is de meest bekende vorm van rennen de Allowance-race. Hierin wordt volgens een vaststaand systeem aan paarden naar leeftijd, prestatie en geslacht, gewicht toebedeeld. Ook driejarige paarden krijgen minder gewicht dan de oudere deelnemers.

Hindernisrennen

Naast de vlakkebaanrennen zijn er ook hindernisrennen, zoals de steeplechase, waarvan de Grand National de bekendste is.

Verschillende soorten renbanen

Er wordt op twee soorten renbanen gekoerst: de dirt baan (=zand) en de turf baan (=gras). In Engeland wordt tegenwoordig ook op enkele banen op het zand(allweather)gekoerst, maar 80% van de banen zijn grasbanen. Amerika kent ook beide vormen, maar vrijwel alle belangrijke rennen worden daar op de dirt track gehouden.

Sommige paarden presteren beter op zand, anderen op gras. Tijden op de grasbaan zijn ook vrijwel altijd langzamer dan op de zandbaan. Ook de bodemgesteldheid verschilt, de grasbaan is in de zomer veel harder dan de zandbaan. In Amerika kennen ze de zogenaamde all-weather banen. Men probeert de risico's voor de paarden zo laag mogelijk te houden en daarom is een van de belangrijkste taken van de baancommissaris de bodemgesteldheid optimaal te houden door bijvoorbeeld op tijd te sproeien. Dat een dure en bekende Volbloed z'n been zou breken op een slechte baan, zou voor de reputatie van een renbaan een enorme klap betekenen.

Niveaus

Rennen kennen verschillende klasses en types. Niet elke Volbloed kan even hard of voelt zich thuis op een grasbaan of over dezelfde afstand. Een ingewikkeld systeem van klasseringen en bepalingen moet zorgen dat de paarden die tegen elkaar lopen, elk zoveel mogelijk kans hebben om te winnen.

Verschillende niveaus vlakkebaanrennen

De verschillende manieren van rennen zijn ingedeeld in niveaus, te vergelijken met de klasses waarin bijvoorbeeld dressuurpaarden tegen elkaar uitkomen. In de landen buiten Amerika worden de rennen waarin de internationaal beste paarden uitkomen, Groep-rennen genoemd. Zo zijn alle klassieke en beroemde rennen ingedeeld in Group I. Hierin komt het neusje van de zalm op de renbaan in actie. Het niveau daaronder wordt Group II genoemd en als laatste kennen we Group III.

Onder deze topcompetitie bevindt zich het systeem van nationale rennen, waarin paarden met elkaar wedijveren onder bepaalde voorwaarden. Zo zijn er aparte races voor tweejarigen, voor driejarigen en voor driejarige en oudere paarden. Er zijn ook races voor paarden die nog nooit hebben gewonnen (maiden races) of voor paarden met een bepaalde winsom. In Amerika kent men sinds 1973 het systeem van Graded Races, wat te vergelijken is met het Europese systeem van Group-rennen dat in 1971 van de grond is gekomen.

Verschillende niveaus Volbloeds

Voor Volbloeds in onder meer Nederland en Duitsland geldt het GAG (Generalausgleich) als maatgevend voor de kwaliteit van een paard. Dit is niet het gewicht waarmee een paard noodzakelijkerwijs aan een ren deelneemt, het is een theoretische waarde. De GAG speelt wel mee in de toewijzing van het gewicht per race. Volbloeds worden ingedeeld naar Handicaps: 1 voor de beste paarden tot en met 4 voor de slechtere.

Mensport

Mensport is een specifiek onderdeel van de paardensport waarbij gebruik wordt gemaakt van een aanspanning. Er worden nationale en internationale wedstrijden gehouden met dressuur- en vaardigheidsproeven. Het bekendst zijn echter de samengestelde menwedstrijden, ook wel 'marathons' genoemd. De grondlegger van de kunst die beoefend wordt in de mensport is Benno von Achenbach.

Met 'aangespannen sport' bedoelt men wedstrijden voor tuigpaarden, waarbij het gaat om de schoonheid van de bewegingen ('de actie') van het paard of de paarden.

Rubrieken binnen de mensport

Er worden op twee gronden rubrieken gemaakt. De eerste is "paarden" en "pony's". Wanneer de schofthoogte minder dan 1.58 meter is spreekt men van pony's, vanaf 1.58 m. van paarden. De tweede grond is het aantal paarden/pony's en de manier van aanspannen. Er zijn rubrieken voor enkelspan, dubbelspan, tandem en vierspan.

Dressuur

Bij een dressuurproef is het de bedoeling dat de menner laat zien dat zijn paard ontspannen en gewillig doet wat de menner vraagt. Dit doet hij door voorgeschreven oefeningen uit te voeren. Deze oefeningen zijn het zo goed en vloeiend mogelijk rijden van figuren, zoals een wending en een volte, en het maken van vloeiende overgangen tussen de verschillende gangen.

De proef worden gereden in een rechthoekige dressuurring van minimaal 30 x 60 meter. Op diverse punten staan letters. De oefeningen moeten meestal bij een letter worden gedaan. De proef wordt beoordeeld door één of meerdere jury's. Deze beoordelen de oefeningen met cijfers van 1 tot 10. De menner die de meeste punten heeft gescoord wint de wedstrijd.

Wedstrijden worden verreden in de klassen B (beginner), L (licht), M (middelzwaar), Z (zwaar) en ZZ (dubbel zwaar). Afhankelijk van de beoordeling van de proef kan een menner tot 3 winst- of verliespunten krijgen. Met voldoende winstpunten kan de menner promoveren naar de volgende klasse, met te veel verliespunten degradeert hij.

Vaardigheid

De vaardigheidsproef is een test voor de gehoorzaamheid van het paard en de stuurmanskunst van de menner. Met plastic kegels worden genummerde poorten uitgezet. De menner moet zijn aanspanning in de goede volgorde door de poorten sturen. Op de kegels liggen ballen. Voor elke bal die van een kegel wordt gereden krijgt de menner strafpunten. Het totale parcours moet binnen een bepaalde tijd worden afgelegd. Voor overschrijding van deze tijd krijgt de menner ook strafpunten. Degene met het minst aantal strafpunten wint de wedstrijd.

Wedstrijden worden verreden in de klassen L (licht), M (middelzwaar) en Z (zwaar). Afhankelijk van het aantal strafpunten kan een menner maximaal 2 winstpunten verdienen en maximaal 3 verliespunten. Met voldoende winstpunten kan de menner promoveren naar de volgende klasse, met te veel verliespunten degradeert hij.

Samengestelde menwedstrijd

Samengestelde menwedstrijden bestaan uit 3 verschillende onderdelen, en worden ook wel marathons genoemd. Ze zijn te vergelijken met eventingwedstrijden.

Dressuur

Bij een dressuurproef is het de bedoeling dat de menner laat zien dat zijn paard ontspannen en gewillig doet wat de menner vraagt. Dit doet hij door voorgeschreven oefeningen uit te voeren. Deze oefeningen zijn het zo goed en vloeiend mogelijk rijden van figuren, zoals een wending en een volte, en het maken van vloeiende overgangen tussen de verschillende gangen.

De proef worden gereden in een rechthoekige dressuurring van minimaal 30 x 60 meter. Op diverse punten staan letters. De oefeningen moeten meestal bij een letter worden gedaan. De proef wordt beoordeeld door één of meerdere jury's. Deze beoordelen de oefeningen met cijfers van 1 tot 10. Het aantal behaalde punten wordt afgetrokken van het aantallen punten dat maximaal kan worden behaald. De niet-behaalde punten zijn strafpunten.

Marathon

De marathon bestaat uit 3 of 5 trajecten over de weg en door het terrein. Elk traject moet in een bepaalde tijd worden afgelegd. Het meest spectaculair is het laatste traject, waarin 6 hindernissen zijn opgenomen. Deze hindernissen moeten zo snel mogelijk worden genomen. Daarbij komt het vooral aan op snelheid en wendbaarheid van het paard en de stuurmanskunst van de menner. De helper van de menner, de groom, staat achterop het rijtuig en houdt het rijtuig in evenwicht door zijn gewicht te verplaatsen. Tevens helpt hij de menner met het onthouden van de route in de hindernis. De hindernissen hebben natuurlijke en kunstmatige obstakels zoals bomen, heuvels, waterplassen en palen.

Voor de tijdsoverschrijding in de trajecten krijgt de menner strafpunten, alsmede voor elke seconde dat de aanspanning in een hindernis is. Bovendien worden de paarden veterinair gecontroleerd om te kijken of ze voldoende in conditie zijn.

Vaardigheid

De vaardigheidsproef is een test voor de gehoorzaamheid van het paard en de stuurmanskunst van de menner. Met plastic kegels worden genummerde poorten uitgezet. De menner moet zijn aanspanning in de goede volgorde door de poorten sturen. Op de kegels liggen ballen. Voor elke bal die van een kegel wordt gereden krijgt de menner strafpunten. Het totale parcours moet binnen een bepaalde tijd worden afgelegd. Voor overschrijding van deze tijd krijgt de menner ook strafpunten.

Eindklassement

De menner, die aan na alle onderdelen het minste aantal strafpunten heeft, is winnaar van de wedstrijd. Wedstrijden worden verreden in de klasse 1 (beginners), 2, 3 en 4. Afhankelijk van het aantal strafpunten kan een menner tot 3 winst- of verliespunten krijgen. Met voldoende winstpunten kan de menner promoveren, met te veel verliespunten degradeert men. Menners in de hoogste nationale klasse (klasse 4) mogen internationale wedstrijden rijden en kunnen geselecteerd worden voor het nationale team voor Europese en wereldkampioenschappen.

De hierboven beschreven regels zijn van toepassing op de officiële wedstrijden zoals die worden georganiseerd door de KNHS. Er worden ook oefen- en wilde marathons georganiseerd, waarbij soms alleen een hindernistraject wordt gereden. Ook worden er in de winter indoor-wedstrijden georganiseerd. Indoormarathons zijn vaak een combinatie van een vaardigheidsproef en enkele hindernissen.

Mennen

Mennen is in het algemeen het rijden met paard en wagen (een "aanspanning"). Tot de opkomst van de vrachtwagen was dit een belangrijk vervoermiddel, zowel voor goederen als personen. Tegenwoordig is het rijden met aangespannen wagens vooral een hobby, hoewel er bij biologische boeren in toenemende mate belangstelling is voor het gebruik van paarden in hun bedrijf. De zogenaamde mensport is beschreven in een apart hoofdartikel.


* 1 Koetsier
* 2 Groom
* 3 Aanspanning
* 4 Aangespannen rijden als sport
* 5 Zie ook
* 6 Externe links

koetsier
Er bestaan verschillende namen voor de persoon die de aanspanning bestuurt, zoals koetsier, voerman en menner. De koetsier zit rechts op de bok. De uitrusting van een koetsier bestaat uit handschoenen, een schort, een hoofddeksel en een lange zweep. Vele moderne koetsiers rijden volgens het systeem dat door Benno von Achenbach ontwikkeld werd. Er bestaan opleidingen tot koetsier en er bestaat een koetsiersbewijs, dat men kan verkrijgen door een examen af te leggen.

Groom

De assistent van de koetsier, de 'hulpkoetsier' die de koetsier helpt door bijvoorbeeld tijdens het halthouden van de bok af te gaan en vooraan bij de paarden te gaan staan, wordt een "groom" genoemd. De groom opent ook de deuren van de koets voor de gasten die willen in- of uitstappen. Verder kan de groom het paardentuig controleren en ervoor zorgen dat alles zit zoals het bedoeld is. De groom zit meestal links naast de koetsier op de bok van de koets. Bij wedstrijden in de mensport staat hij meestal achterop de marathonwagen.

Aanspanning

Bij het mennen zijn de paarden met het rijtuig verbonden door middel van strengen en andere riemen die tot het paardentuig behoren. De menner of koetsier bestuurt de aanspanning door middel van de leidsels, die zijn verbonden met het bit in de mond van het paard (vaak ook "stang" genoemd) of de paarden. Verder gebruiken koetsiers hun stem en de zweep om de paarden aanwijzingen te geven. Het geheel van koets, koetsier en paard(en) wordt een "aanspanning" genoemd.

Er kunnen één of meerdere paarden voor een rijtuig worden gespannen. Bij één aangespannen paard spreekt men van een enkelspan. Twee paarden naast elkaar wordt tweespan of dubbelspan genoemd. Twee paarden achter elkaar noemt men een tandem. Ook gebruikelijk is een vierspan, met twee voorpaarden en twee achterpaarden. Andere manieren van inspannen zijn minder gebruikelijk, zoals drie paarden achter elkaar (randem) of naast elkaar (trojka). Ook probeert men wel, bijvoorbeeld om het kunnen van de menner te bewijzen, zoveel mogelijk paarden voor een wagen te spannen.

Aangespannen rijden als sport

Hoewel de meeste menners vooral recreatief rijden zijn er diverse mogelijkheden voor competitie:

* aangespannen sport, ook wel tuigpaardensport genoemd; hierbij gaat het om de schoonheid van de bewegingen van het paard, (de 'actie' van het paard)
* sleep en trekwedstrijden met trekpaarden
* authentiek gerij, waarbij met antieke rijtuigen wordt gereden in bijpassende stijlgetrouwe kledij
* drafsport snelheidssport, wordt met sulky's beoefend op een drafrenbaan
* mensport een internationaal beoefende sport met de onderdelen dressuur, vaardigheid en marathon; wordt beoefend met enkel-, dubbel-, of vierspan.

Horseball

Horseball is een relatief nieuwe paarden-/balsport, die een combinatie is van veel verschillende sporten. Behalve de paardensport, zijn sporten als handbal, basketbal en korfbal van belang geweest voor de ontwikkeling van horseball.
Inhoud

* 1 Ontstaan
* 2 Spel en spelregels
* 3 Horseball in België
* 4 Horseball in Nederland
* 5 Europees kampioenschap
* 6 Externe links

Ontstaan

Horseball ontstond eind jaren '70 in Frankrijk. De Franse Paardensportfederatie (FFE) was op zoek naar een nieuwe discipline binnen de paardensport. Het moest een sport worden die niet duur was om uit te oefenen, en makkelijk was te organiseren voor manegehouders. Het principe van horseball, dat gebaseerd is op de Afghaanse nationale sport buzkashi, viel daar precies in. De sport kan uitgeoefend worden door mensen van alle leeftijden, op elk soort rijpaard en in een manege met de standaard omvang, namelijk 20x60 meter (hoewel 25x65 meter wordt aangeraden). Te paard wordt een soort basketbalwedstrijd gespeeld. In 1979 werd in Frankrijk (Bordeaux) de eerste officiële wedstrijd georganiseerd, en sindsdien is dat fenomeen jaarlijks. Mensen uit landen als Portugal en België keken mee, en richtten eigen teams op. Zodoende werd in 1992 het eerste Europese kampioenschap georganiseerd, met Frankrijk als winnaar, Portugal als tweede en België als derde. In 1999 werd de International Horseball Federation (FIHB) opgericht, met als gevolg dat er al snel in landen als Engeland, Italië, Duitsland en Nederland amateurteams ontstonden, die onderling, via de FIHB, nauwe contacten met elkaar onderhielden.

Spel en spelregels

Horseball is een teamsport, waarbij twee teams van zes personen (waarvan twee reserves) op hun paarden in het veld staan. Aan de kopse kanten van het veld zijn, net zoals in de meeste andere balsporten, de doelen. Deze doelen hangen 4,5 meter boven de grond, en zien eruit als hoepels met een diameter van 1 meter. Door te tossen met een munt wordt bepaald welk team als eerste begint. Met een voetbal (formaat T4, 6/700 gram), voorzien van leren riemen die de grip bevorderen, moet vervolgens geprobeerd worden in de doelen van de tegenstanders te scoren. De spelers mogen alleen een poging tot scoren doen, als zij met de bal in de hand in minstens drie passen, drie spelers zijn gepasseerd. Elk doelpunt is 1 punt waard en één horseballwedstrijd duurt 20 minuten, opgesplitst in twee perioden van 10 minuten met tussendoor een pauze van 3 minuten.

Volgens de door het FFE vastgestelde regels moet een horseball-speler de volgende uitrusting gebruiken:

* Een paardrijhelm die goed bevestigd is
* Paardrijlaarzen
* Een specifiek uniform per team, waarop op zowel de achterzijde (20 cm) als de voorzijde (10 cm) het spelernummer (1 t/m 15) staat
* Rugbescherming (aangeraden)
* Geen sieraden

Sporen mogen over het algemeen gedragen worden, maar stersporen en soortgelijke, gevaarlijke artikelen zijn verboden. Ook zwepen zijn tijdens competities niet toegestaan.

Horseball in België

In België is horseball reeds enkele jaren in ontwikkeling. Op de eerste Europese kampioenschappen in 1992 bereikte het land de derde plaats. In 2004 werd de vraag naar de sport dusdanig groot, dat er een Commissie van Horse-Ball werd ingesteld. Deze commissie stelt regels op, plant wedstrijden en levert scheidsrechters voor nationale en internationale competities. Inmiddels zijn er in België 16 teams ingeschreven bij deze commissie en kent het land eigen nationale kampioenschappen voor horseball.

Horseball in Nederland

In Nederland werd horseball voor het eerst gespeeld in eind 2005, HC Zeijen in Vries. Agnes Dalemans verzorgde de eerste training in Nederland, en richtte zich daarbij voornamelijk op kinderen. Op 28 december werd de Stichting Promotie Horseball Nederland in het leven geroepen, met het doel horseball dusdanig te promoten, dat Nederland binnen aanzienlijke tijd in staat is mee te doen aan internationale wedstrijden.

Op 16 juli 2006 werd in Vries de Eerste Nederlandse Horseball Dag gehouden. Er speelden teams van Paardencentrum Dalemans, De Bongerd uit Glimmen, PRC Westland uit Den Haag en een team van het Hoefijzer uit Buggehout (België). De horseballdag werd bezocht door ca. 500 belangstellenden en veel kranten, waaronder De Telegraaf, hebben recensies geschreven. RTV Drenthe heeft er tv-opnames gemaakt.

Ook in Noord-Brabant wordt sinds 2005 aan horseball gedaan. Horseballteam Brembos uit Roosendaal heeft het bekend maken van de sport daar onder haar verantwoordelijkheid genomen.

Eventing

Eventing is een discipline in de paardensport waarbij de verschillende aspecten van de training aan bod komen. Het werd voorheen 'military' genoemd. De combinaties moeten een dressuurproef, een terreinproef en een springparcours rijden. De combinatie die de minste strafpunten behaalt over de drie onderdelen is de winnaar. Het meest spectaculair is de terreinproef (ook bekend als cross country). Deze wordt afgelegd in een natuurlijke omgeving zoals bos en weilanden. Tijdens de terreinproef dienen verschillende soorten hindernissen te worden overwonnen. Voorbeelden van hindernissen zijn: de waterbak, constructies met boomstammen, picknicktafels, op- en afsprongen en gaten.

Een eventingwedstrijd kan over meerdere dagen verdeeld zijn. Dit is het meest gebruikelijk bij de zwaarste wedstrijden en alle internationale rubrieken. Voor en na de terreinproef worden de paarden veterinair gekeurd door een dierenarts. Hierbij wordt gecontroleerd of het paard goed loopt en of de conditie goed is. Indien dit niet het geval is volgt uitsluiting. Deze veterinaire keuring wordt bij alle klassen van de eventingsport gedaan.
Inhoud


* 1 Risico's
* 2 Hoe het zit met sgw/military/eventing
o 2.1 CC long format (Concours Complet d'Equitation)
o 2.2 CC short format (Concours Complet d'Equitation)
o 2.3 CIC (Concours International Combine)
* 3 Eisen die er zijn
o 3.1 Startgerechtigdheid
o 3.2 Leeftijdseisen


Risico's

Een groot verschil met een springparcours is dat de hindernissen die je springt vast zijn; er kunnen dus geen balken vallen. Dit lijkt voor veel ruiters eng, een hindernis geeft namelijk niet mee als je er tegen stoot. Toch is dit niet zo gevaarlijk als je zou denken. natuurlijk zijn er risico's aan verbonden, maar door goede training en voldoende bescherming, kun je de kans op problemen al behoorlijk verminderen. Bovendien wordt er tegenwoordig gebruik gemaakt van zogenoemde breekbomen die breken als een paard deze hard raakt. Deze bomen breken dan precies in het midden en vallen recht naar beneden op de grond. Op deze manier kunnen de breekbomen niet meerollen tussen de benen van je paard. Omdat ze van een soort kunststof en karton gemaakt zijn, ontstaan er geen scherpe punten die het paard of de ruiter kunnen verwonden. Verder zouden juist vallende balken een paard kunnen laten struikelen, in het hoge crosstempo zouden rondvliegende balken levensgevaarlijk zijn. Het massieve karakter van de hindernissen heeft ook als voordeel dat een paard makkelijker over een hindernis 'glijdt' en zelfs zich erop kan afzetten als dat nodig mocht zijn. Bovendien zie je dat de moeilijkheidsgraad in de klasses steeds meer wordt gezocht door de hindernissen technischer van aard te maken in plaats van steeds hoger en breder. Een smal sprongetje na een scherpe bocht is bijvoorbeeld moeilijk aan te rijden; een paard dat onvoldoende onder controle is zal er al snel langs vliegen en zo zullen toch de beste combinaties bovenaan komen zonder dat de kans op vallen wordt vergroot.

Hoe het zit met sgw/military/eventing

SGW is de benaming voor de samengestelde wedstrijd op basisniveau, dat wil zeggen van de oefencross tot en met het ZZ. Daarboven praat je over eventing - vroeger ook military genoemd - en daarin ken je een aantal varianten. Deze wordt verreden op vier niveaus, aangegeven met sterren. Er zijn maar zes 4* wedstrijden per jaar, in Adelaide, Badminton, Kentucky (Lexington), Luhmühlen, Pau en Burghley.


CC long format (Concours Complet d'Equitation)

De klassieke eventing wedstrijd heet CC long en bestaat uit dressuur, uithoudingsproef en springen en wordt over drie dagen verreden. Na de dressuur op de eerste dag volgt de dag erna de uithoudingsproef. Die omvat weer vier onderdelen, namelijk een wegparcours, een steeplechase, weer een wegparcours en een crosscountry. Het eerste wegparcours is bedoeld als een lichte opwarming voor de steeplechase. Ruiter en paard leggen dan een aantal kilometers in draf en galop af over een vast parcours dat geen hindernissen bevat. In de steeplechase wordt in een zeer hoog tempo (zo rond de 40 km/uur!) een aantal heggen gesprongen, waarna opnieuw een wegparcours in een lager tempo volgt om op adem te komen. Na het tweede wegparcours hebben ruiter en paard 10 minuten verplicht rust, waarna de crosscountry volgt. Op de laatste dag is er na de verplichte Veterinaire keuring nog een springparcours. Hierin wordt met name de fitheid en zorgvuldigheid van de paarden na de zware cross van de dag ervoor getoetst. In 2005 is in Burghley de laatste CCI 4* long verreden, vanaf 2006 zullen de 4 sterren wedstrijden en de internationale kampioenschappen volgens het short format worden verreden.

short format (Concours Complet d'Equitation)

Dit lijkt zeer sterk op de hierboven beschreven CC long, alleen vervallen de wegparcoursen en de steeplechase. Deze twee varianten staan in het Engels bekend als Three Day Events. Vaak zie je ook de afkorting CCI, dan is het een internationale wedstrijd.


CIC (Concours International Combine)

Dit doet meer denken aan de sgw maar dan op internationaal niveau. Het springen vindt voor de cross en op dezelfde dag plaats, en er zijn geen wegparcoursen. Dit staat bekend als International One Day Event.

[bewerken] Eisen die er zijn

[bewerken] Startgerechtigdheid

Om voor het eerst aan een officiële B cross mee te mogen doen, moet je met je paard waarmee je wilt gaan crossen ten minste één winstpunt in het B springen hebben gehaald. Als je L of hoger springt, kun je ook meteen L sgw starten. Bij de pony's mag dat al als je B+4 springen bent. Als je zelf al eerder sgw hebt gestart en daarmee minstens een winstpunt in het L hebt gehaald (dan ben je dus L sgw geklasseerd), mag je met ieder volgend paard direct sgw gaan starten, naar keuze in het B of L.

Leeftijdseisen

Pony’s moeten ten minste 4 jaar oud zijn, bij paarden geldt een minimumleeftijd van 4 jaar (startgerechtigd na 1 augustus) voor het B en L, 5 voor het M en 6 voor het Z en ZZ.

Deelnemers bij de pony's mogen starten in alle sgw klassen vanaf de dag waarop hij/zij 8 jaar wordt, tot en met 31 december van het jaar waarin de 18-jarige leeftijd bereikt wordt. Voor deelnemers bij de paarden geldt een minimumleeftijd van 12 jaar voor het B en L, 13 voor het M en Z en 17 voor het Z en ZZ.

Voor een oefencross zijn geen formele eisen; dat is afhankelijk van de organiserende vereniging.

Endurance

Endurance is een tak van paardensport waarin het de bedoeling is om binnen een vastgelegde tijd een bepaalde afstand af te leggen in buitengebied.Het is de bedoeling niet te vlug en niet te traag te arriveren, maar een goede gemiddelde snelheid te behalen. Hierbij kan het gebied variëren van zeer vlak tot zeer bergachtig, van harde grond tot mul zand.

Zaak is om tijdens tussentijdse veterinaire controles en aan het eind van de wedstrijd het paard in goede conditie te kunnen tonen en hierbij mogen geen gebreken naar voren komen die schade aan de gesteldheid van het paard berokkenen op korte of langere termijn.

Afstanden die worden afgelegd variëren van 20 km tot 160 km.

Van belang om te kunnen winnen is uiteindelijk:

* De rit dient uitgereden te worden zonder dat het paard gebreken vertoont
* De snelheid
* De hartslag

Endurance is in Nederland sterk in opkomst. Dat neemt niet weg dat het op dit moment nog niet in verhouding staat tot het aantal paardenliefhebbers dat springen of dressuur bedrijft.

Carrousel

Carrouselrijden is een onderdeel van de paardensport, die door een team van ruiters en amazones (meestal 16, soms 12) tegelijk bedreven wordt.

De ruiters rijden op zelf gekozen muziek twee aan twee in colonne aan, en maken diverse figuren en formaties, waarbij een goede dressuur en samenwerking uiterst belangrijk zijn. De figuren hebben specifieke namen zoals klaverblad, tourniquette, visgraat of zandloper. Het showelement hierbij is groot. Dat alle ruiters en amazones exact hetzelfde gekleed moeten zijn en de paarden tot in de puntjes verzorgd spreekt voor zich.

De Spaanse Rijschool in Wenen met de Lipizzaners is diverse malen op televisie geweest, deze rijschool staat aan de top van het carrouselrijden.

In Nederland worden ook wel regionale- en nationale kampioenschappen gehouden, maar die halen niet het niveau van de rijders uit Wenen.
Op 28 mei 2006 zijn er in een manege in Vught wedstrijden om het Nederlands kampioenschap Carrousel A en B verreden. In totaal namen circa 65 groepen deel aan het kampioenschap, verspreid over meerdere wedstrijddagen. Elk jaar vinden deze Kampioenschappen plaats. Deze worden georganiseerd door de verenigde Carrouselclubs in Nederland (VCN) De VCN is een, op initiatief van een aantal FNRS-leden opgerichte vereniging met als doelstelling het carrouselrijden in Nederland te stimuleren en te promoten. Dit in de ruimste zin van het woord. Zij doet dit d.m.v. het organiseren van jaarlijkse carrouselwedstrijden welke leiden tot het Nationaal kampioenschap carrouselrijden. Tevens worden er incidenteel oefenwedstrijden georganiseerd. Er zijn momenteel 50 deelnemende carrouselgroepen te paard en 20 ponygroepen. Dit zijn in totaal ruim 1100 deelnemers.

Historie

De historie van het carrouselrijden in Europa voert terug tot de middeleeuwen bij riddertoernooien. Daarna werd het carrousselrijden (zij het niet onder die naam) veelvuldig door militairen toegepast. Het vertelt de commandant, hoe goed de bereden maschappen zijn bevelen horen en uitvoeren - en het vertelt de individuele ruiters, hoe goed ze hun paard onder controle hebben. (Het is nuttig om dat te weten, voor je met de cavalerie het slagveld oprijdt.) Bij soldaten te voet spreekt men van exerceren, bij schepen van admiraalzeilen. In Nederland werd er voor het eerst carrouselrijden beoefend vanaf ongeveer 1900, dit werd toen hoofdzakelijk gedaan als training en om discipline te kweken.
Ook was het normaal om voor termen en commando's de Franse taal te gebruiken, (overgebleven uit de Franse bezetting). Tegenwoordig mogen commando's wel in het Nederlands gegeven worden.

Paardvriendelijkheid

Carrouselrijden kan een paardvriendelijke aangelegenheid zijn, mits deskundig uitgevoerd.

Carrousselrijden is een groepsaangelegenheid, en als kuddedier werkt een paard graag samen. Veelvuldig rijdt men in de carrousel met 2 paarden naast elkaar. De jury geeft ook hogere punten, als de paarden precies 'in de pas' lopen met elkaar. Dat is precies wat paarden in de vrije natuur ook doen met hun vriendjes. Het heeft dus zin, om tweetallen uit te zoeken van paarden die elkaar aardig vinden, of in ieder geval elkaar in de buurt kunnen laten komen zonder spanning.

Ook is het van belang, dat de dieren min of meer dezelfde bouw hebben, en met redelijk gemak in hetzelfde tempo dezelfde snelheid hebben. Tempo is hier: het ritme van de beweging, bijv. het ritme, waarin de hoeven op de grond komen. Een goed doorgereden dressuurpaard kan zonder al te veel problemen zijn loopsnelheid aanpassen door te verzamelen of uit te strekken. Bij een verzamelde pas is het ritme 'gemiddeld' terwijl de snelheid laag is; bij een uitgestrekte pas is het tempo gemiddeld, terwijl de snelheid hoog is. (Verzamelen dan wel uitstekken kosten dan ook veel kracht). Een paard dat die training minder heeft, komt in de problemen als hij telkens qua snelheid harder of langzamer moet lopen dan voor hem natuurlijk is. Ook in verband met de muziek is het niet goed mogelijk om bijvoorbeeld met meerdere drafpassen dan de buurman te proberen de buurman bij te houden - de snelheid van de buurman moet gehaald worden in hetzelfde ritme - dat vereist training en spierkracht, vooral als de bouw van beide paarden grotere verschillen vertoont.

Verder is het van belang, dat ieder paard veel vertrouwen heeft in de ruiter. Van nature zal een kuddedier met plezier achter een soortgenoot aanlopen - bij carrouselrijden wordt dat patroon telkens doorbroken. Soms moet 1 paard voorop, dan weer achteraan, dan weer in een tweetal, dan weer iets anders. Als het paard zijn berijder als een goede vriend ervaart, die bovendien gezag heeft kan het dier zonder problemen leren, dat je een hoger in rang staand paard kunt passeren zonder een trap of een beet te krijgen.

Een typisch militaire manoeuvre is het 'doorlaten' - vroeger was dat aanvallen in open formatie. Dat wil zeggen: bijv. 6 paarden lopen naar het oosten - de andere 6 paarden lopen naar het westen en de paarden passeren elkaar om en om: ieder paard dat naar het westen gaat, gaat tussen 2 paarden door die naar het oosten gaan. Voor toeschouwers een prachtige manoeuvre: de 2 ruitergroepen die als het ware door elkaar heen lopen. In de lichaamstaal van het paard is het in principe een uitdaging: "ik kom bijna recht op je af - wie van ons gaat er opzij?" Enig begrip, geduld en beginnen met ruime afstanden kan veel goed doen. Is een paard hier eenmaal goed aan gewend, kan het het dier veel plezier opleveren.

Dressuur

Training

Een paard is niet in eerste instantie gebouwd om een mens te dragen en de eerste opdracht voor een ruiter is dan ook: 'niet je paard in de weg zitten'. Als dat gaat lukken, wordt het: 'maak het je paard makkelijker om jou te dragen'. Dat wil zeggen: dat het paard zijn achterbenen verder onder de massa brengt. Dat zie je aan de ruimere passen, maar er hoort ook bij, dat de buikspieren actief zijn en het bekken kantelt. Hierdoor komt het zwaartepunt van paard wat naar achter en gaat meer samenvallen met het zwaartepunt van de ruiter. Bij een jong paard of een onervaren ruiter ligt dat zwaartepunt ongemakkelijk dicht bij de voorbenen. Een paard kan daardoor moeilijk wenden of van tempo veranderen. Soms wordt dat ten onrechte aangemerkt als 'ongehoorzaamheid', maar het dier kan er eigenlijk weinig aan doen. Naarmate een paard de achterbenen meer onder de massa brengt, wordt ook de bovenzijde van het paard wat boller. Dat voelt prettiger aan (zowel voor de ruiter als het paard) en de hals gaat een soort kwart cirkel (de 'krul') vormen.

Doelstellingen

1. takt: het paard moet lopen met gestage ritmische bewegingen
2. ontspanning: het paard mag niet gespannen zijn in de rug, de hals, de mondof met zijn staart
3. impuls: het paard moet voldoende voorwaartse drang vertonen en liefst 'swingen'
4. rechtrichten: het paard mag niet scheef lopen met zijn lichaam, hals of met zijn nek ('stelling').
5. verzameling: het paard moet zijn achterbenen voldoende onder de massa brengen, de graad van de verzameling hangt af van de scholing van het paard en de graad van africhting.

In feite moet men deze 5 doelstellingen steeds tegelijkertijd nastreven. Een paard dat 'sloft' zondigt tegen de vierde doelstelling (te weinig impuls), maar van een correct ritme zal zelden sprake zijn en ontspanning kan dus ook niet bereikt worden.

Verzameling wil in feite zeggen, dat een paard kan 'spelen' met het eigen zwaartepunt en dat van de ruiter. Dat wil zeggen: de overgangen verlopen vloeiend. Bij een overgang naar een snellere gang zet het dier zich af omhoog, bij een overgang naar een langzamer gang vangt het dier (in meerdere of mindere mate) zichzelf en de ruiter op op de achterbenen. Het dier moet dit 'even doorkrijgen' zodra het bereden wordt - van nature doet een paard niet anders. Daarna is het een tijdlang nodig om het te bevestigen en de spieren hiervoor te trainen. Dit komt zowel de ontspanning als de tact en de impuls zeer ten goede. (Ook het humeur, de gezondheid en uiteindelijk de levensduur van het paard, trouwens).

Als er geen ontspanning is (omdat een paard bang is, de hulpen niet snapt of bijv. sloft) zal een paard bijv. kleine, snelle vluchterige passen maken (geen mooi ritme), kan een paard geen aanleuning nemen en van rechtrichten en verzamelen komt ook weinig terecht.

Als een paard loopt met stelling naar rechts en een gebogen hals naar links, is het dier niet 'recht'. (Uiteraard: lengtebuiging gaat over buigen, maar we willen dan graag dat het hele paard gelijkmatig buigt. Bij stelling rechts bij buiging naar links klopt er iets niet.) Denkbaar heeft de ruiter geen fijn teugelcontact of is zelf scheef. Waarschijnlijk loopt het paard op de voorhand wat noch de tact noch de impuls ten goede komt, vaak is het ook een gevolg van een gebrek aan ontspanning. Loopt het dier op een rechte lijn, is het de bedoeling dat de achterhoeven het spoor van de voorhoeven volgen. In een manege is dit lastig 'op de hoefslag', langs de wand van de manege. Een paard is nl. van achteren breder dan van voren en het dier loopt graag met zijn hele lichaam langs de wand - gevolg: de binnenvoorhoef blijft meer naar buiten dan de binnenachterhoef. Het paard loopt scheef met de achterhand naar binnen.

[bewerken] Dressuursport

Het beheersen van de basisdressuur wordt over het algemeen gezien als een voorwaarde voor het beoefenen van andere disciplines binnen de paardensport, wat zich ook uit in het feit dat er minimaal één winstpunt nodig is in de dressuur, voordat men mee mag doen aan springwedstrijden.

Landen die sterk in de discipline dressuur zijn, zijn Nederland, Duitsland, Spanje, Verenigde Staten en Frankrijk. De huidige wereldwijde nummer één dressuurruiter/amazone is de Nederlandse amazone Anky van Grunsven. De eveneens Nederlandse en tevens leerling van Anky van Grunsven, Edward Gal, is de nummer twee op de wereldranglijst. Deze lijst wordt bijgehouden door BCM en het FEI samen, onder de naam Dressage Riders' World Rankings List.

Nederlandse wedstrijden
Klassering
B Beginner
L Licht
L1 en L2
M Middel
M1 en M2
Z Zwaar
Z1 en Z2

Bij dressuurwedstrijden in Nederland beoordeelt een jury de mate van gymnastisering en beheersing van het paard. Voor wat betreft de basissport (breedtesport) gebeurt dat in vier primaire klassen.

In een dressuurproef van de B tot en met de M2 kunnen maximaal 300 punten behaald worden, in 30 handelingen, deze punten worden onderverdeeld in de zogenaamde 'winstpunten'. Indien er voor de handelingen gemiddeld een 6 wordt gereden heb je 180 punten, dit is één winstpunt. Met tien winstpunten kun je naar de volgende klasse, met 30 winstpunten móet je door. Deze proeven worden gereden in een 20x40 rijbaan. In de Z1 en de Z2 is dit aantal 340 punten, in 34 handelingen. Hier moet je dus 204 punten hebben om een winstpunt te rijden. Deze zware proeven worden officieel gereden in een 20x60 rijbaan, maar waar de accommodatie het niet toelaat kan er ook gereden worden in een 20x40 rijbaan, met speciaal daarvoor aangepaste proeven. In de proeven geeft de jury per handeling een cijfer variërend van 0 tot 10. 0 staat voor niet uitgevoerd en een 10 voor uitmuntend, deze wordt echter zelden gegeven, zelfs niet aan topsporters.

De Nederlandse sportfederatie voor de paardensport is de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie, afgekort KNHS. Vrijwel alle wedstrijden worden onder de regels van deze federatie gereden, maar er zijn ook zogenaamde onderlinge wedstrijden, meestal van één of enkele verenigingen of rijscholen. Deze wedstrijden vallen als ze in manegeverband gereden worden onder de Federatie Nederlandse Rijscholen, afgekort FNRS. Er is voor deze wedstrijden een naslagwerk "verantwoord paardrijden", waarin proeven zijn opgenomen van dressuur, caprilli (begin van springen) en western. Let wel, dit zijn slechts aanzetten voor de net genoemde takken van de sport. De dressuurproeven bestaan uit proef A en B en lopen van F1 t/m F20, de caprilli-proeven lopen van C1 t/m C4 en de westernproeven lopen van W1 t/m W10. Bij de jurering wordt meer op de ruiter dan de combinatie gelet (de combinatie bestaat uit een manegepaard en manegeruiter). Er wordt vooral gelet op de correctheid van de hulpen van de ruiter. Het paard hoeft de handelingen niet per se uit te voeren, als de hulpen maar correct gegeven zijn. Je moet aantonen dat je iets meerdere keren probeert. Als je de handeling alsnog goed uitvoert, krijg je evengoed nog een gedeelte van de punten. Het minimale puntenaantal om de proef te halen is 210. Er wordt bij deze onderlinge wedstrijden gereden onder het reglement van het KNHS, omdat dit algemeen aanvaard is.

Hogeschool

Onder Hogeschool of hogeschooldressuur verstaat men paardendressuur met bewegingen als piaffe, passage, capriole en levade. Dit is het hoogste niveau dat in de dressuursport te bereiken is. Er bestaan oefeningen op de grond (pirouette, passage, piaf, terre à terre, Spaanse draf) en oefeningen boven de grond (o.a. ballotade, courbette, croupade, capriole, levade en pesade). Hogeschool wordt onder andere beoefend in de Spaanse rijschool in Wenen.

De scholen 'op de grond' worden ook door dressuurruiters op de hoogste niveaus van de wedstrijdsport gereden (piroutte, piaffe, passage).

Omdat de kunst van het africhten van een paard tot en met deze hogeschool heel oud is, spreekt men wel van 'klassieke rijkunst'. Een wat verwarrende term: ook een ruiter die geen vergevorderde oefeningen rijdt, maar wel te werk gaat volgens 'de klassieke methode' beoefent de klassieke rijkunst.

Hogeschool wordt niet in wedstrijdvorm beoefend. Het hoogst haalbare niveau is Grand Prix (piaffe passage piroutte wissel om de pas e.d.).