donderdag 28 mei 2009

Het paard en zijn eigenschappen

het paard zoals wij dat nu in al zijn varianten kennen, is het resultaat vaneen lange evolutie. Het oudste bekende paard leefde zo'n 60 miljoen jaar geleden en had een schofthoogte van 25 tot 45 cm. Aan zijn voorbenen had het dier vier en aan zijn achterbenen drie ontwikkelde tenen. In de loop der eeuwen veranderde dit paardje echter ten gevolge van ingrijpende klimaatveranderingen. De voorvader van het paard was een typisch alleseter die in tropische wouden een betrekkelijk beschut leven leidde. Door de klimaatveranderingen verdwenen deze wouden en maakten plaats voor uitgestrekte grasvlakten of steppen. Noodgedwongen paste het oerpaard zich aan het nieuwe leefmilieu aan en ontwikkelde zich tot een vegetarisch steppedier, een vluchtdier dat hoge snelheden moest kunnen bereiken. Hierbij gebruikte het alleen nog zijn middelste tenen, waardoor er steeds verdere reductie van de buitenste tenen optrad. De middenhands- en middenvoetsbeenderen vergroeiden tot de gedrongen, relatief stevige paardenhoef die wij nu kennen. Bovendien werd het paard aanzienlijk groter, de schedelinhoud nam toe en door de nieuwe eetgewoonten veranderde ook het gebit.

Maar niet alleen het klimaat was belangrijk voor de evolutie van het paard, ook de mens heeft een doorslaggevende rol gespeeld. Vanaf het moment dat de mens het paard ging inzetten voor eigen gebruik, heeft hij door selectie en doelgerichte fokkerij de eigenschappen versterkt die voor hem nuttig waren. Hierdoor ontstonden verschillende typen paarden: trekpaarden, rijpaarden en lastpaarden. Na de Tweede Wereldoorlog raakte de landbouw steeds verder gemechaniseerd, waardoor het paard als trek- en werkdier in belang afnam. De mens kreeg dankzij diezelfde mechanisatie steeds meer vrije tijd en het paard vond een nieuwe taak: in de sport en recreatie. Daarom zien we in de fokkerij een verschuiving van zware tuigpaarden naar lichtere rijpaarden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten